Hoe werken onze hersenen?

1 / 20
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij al over de hersenen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

In de afbeelding zie je de hersenen van een mens. wat zijn de hersenen?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Een orgaanstelsel
D
Een organisme

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Slide 5 - Link

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

Signalen vanuit de zintuigen (oren, ogen, neus, tong en huid) worden doorgegeven naar de hersenen. Daar worden deze signalen verwerkt en kun je reageren. 

In de hersenen worden signalen doorgegeven zodat ze op de goede plek terecht komen. Dat doorgeven van signalen gebeurt met elektrische pulsen en chemische signaalstofjes. 
Wat geldt niet voor de hersenen ?
A
Zij zorgen dat jij kunt nadenken
B
Zij zorgen dat jij kunt leren
C
Zij sturen jouw hele lichaam
D
Zij doen soms pijn en dan heb je hoofdpijn

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Waar word je huisadres opgeslagen?
A
Het werkgeheugen
B
Het korte termijn geheugen
C
Het lange termijn geheugen
D
Nergens, je weet het gewoon

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

Neuronen zijn de cellen in de hersenen. Zij geven signalen door via elektrische impulsen en chemische stofjes. Zo worden er netwerken aangelegd met verbindingen tussen verschillende neuronen. Veelgebruikte verbindingen worden sterker en  verbindingen die niet worden gebruikt worden gesnoeid. Dat gebeurt in je slaap.
Hoeveel neuronen heb je ongeveer?
A
86 miljard
B
50 miljard
C
35 miljoen
D
10 duizend

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

De dingen die je waarneemt komen eerst in het korte termijn geheugen terecht. Als je er niets mee doet verdwijnen ze daar vanzelf weer uit. De dingen waar je mee aan de slag gaat komen eerst in het werkgeheugen terecht. Blijf je met deze waarnemen werken (oefenen en herhalen) dan komt dit in je lange termijn geheugen terecht en vergeet je iets (bijna) niet meer. 
In welk geheugen moet iets terecht komen om het goed te onthouden?
A
Korte termijn geheugen
B
Werkgeheugen
C
Lange termijn geheugen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het deel van de hersenen waar de informatie naartoe gaat als je iets voor de eerste keer leert.
A
Korte termijn geheugen
B
Lange termijngeheugen
C
Werkgeheugen
D
Geheugen?? Wat is dat?

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Waar in jouw hersenen is je adres opgeslagen?
A
Korte termijn geheugen
B
Werkgeheugen
C
Lange termijn geheugen
D
Niet, dit weet ik gewoon

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Waar word je huisadres opgeslagen?
A
Het werkgeheugen
B
Het korte termijn geheugen
C
Het lange termijn geheugen
D
Nergens, je weet het gewoon

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is een handige hulp om
informatie beter te kunnen onthouden?
A
Dat je goed geslapen hebt
B
Opschrijven zodat je het kunt opzoeken
C
Herhalen, herhalen, herhalen!
D
Dat je genoeg sport en beweegt

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

Antwoord lettertest: 1: e, r, g 2: f, n, d, c
Antwoord kraak de geheugencode: een geheugen als een olifant
Antwoord breinbreker: slimmerik

Slide 20 - Link

This item has no instructions