Les 5: Belangrijke woorden

Les 5 Belangrijke woorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 5 Belangrijke woorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
In deze les leer je:

- de belangrijke woorden foutloos schrijven;
- de betekenis van de belangrijke woorden;
- de belangrijke woorden gebruiken.

Slide 2 - Slide

Lezen en bespreken
Belangrijke woorden 
bladzijde 191

Slide 3 - Slide

Maken
Opdracht 1 
bladzijde 192

Slide 4 - Slide

Maken
Opdracht 2 
bladzijde 193

Slide 5 - Slide

Afsluiting


Pak je telefoon.

Slide 6 - Slide


Wat wordt er bedoeld met sparen?


A
Een overzicht van je inkomsten en je uitgaven.
B
Geld apart zetten voor later.
C
Een geldbedrag dat je moet terugbetalen.

Slide 7 - Quiz


Wat is rente?
A
Iets kopen of gebruiken waarbij je rekening houdt met het milieu.
B
Het aanprijzen van een product, zodat mensen het gaan kopen.
C
Een extra bedrag dat je moet betalen voor het lenen.

Slide 8 - Quiz


Wat wordt bedoeld met het milieu?
A
De grond, het water en de lucht, en de planten en dieren.
B
Een symbool dat aangeeft dat een product aan bepaalde eisen voldoet.
C
Een overzicht van je inkomsten en je uitgaven.

Slide 9 - Quiz


Wat wordt bedoeld met een keurmerk?
A
De grond, het water en de lucht, en de planten en dieren.
B
Een symbool dat aangeeft dat een product aan bepaalde eisen voldoet.
C
Een overzicht van je inkomsten en je uitgaven.

Slide 10 - Quiz


Wat wordt bedoeld met een budgetplan?
A
Iets kopen of gebruiken waarbij je rekening houdt met het milieu.
B
Het aanprijzen van een product.
C
Een overzicht van je inkomsten en je uitgaven.

Slide 11 - Quiz


Wat wordt bedoeld met een duurzame keuze?
A
Een extra bedrag dat je moet betalen voor het lenen van geld.
B
Iets kopen of gebruiken waarbij je rekening houdt met het milieu.
C
Een geldbedrag dat je moet terugbetalen.

Slide 12 - Quiz


Wat wordt bedoeld met lenen?
A
Een extra bedrag dat je moet betalen voor het lenen van geld.
B
Geld apart zetten voor later.
C
Het aanprijzen van een product.

Slide 13 - Quiz


Wat wordt bedoeld met reclame?
A
Een extra bedrag dat je moet betalen voor het lenen van geld.
B
Geld apart zetten voor later.
C
Het aanprijzen van een product.

Slide 14 - Quiz


Wat wordt bedoeld met schuld?
A
Een geldbedrag dat je moet terugbetalen.
B
Het aanprijzen van een product.
C
Een extra bedrag dat je moet betalen voor het lenen van geld.

Slide 15 - Quiz

Keuzeopdrachten

Zoek 6 verschillende keurmerken op.
Plak deze in een Word document.
Typ erbij wat het keurmerk inhoudt


Slide 16 - Slide

Huiswerk
Leren thema 7


Toets op .....................

Slide 17 - Slide