toets kernconcepten MAW




Welk begrip past het beste bij de inburgeringscursus?
Welk begrip past het beste bij de inburgeringscursus?
A
Enculturatie
B
Acculturatie
C
Tegencultuur
D
Socialisatie
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson




Welk begrip past het beste bij de inburgeringscursus?
Welk begrip past het beste bij de inburgeringscursus?
A
Enculturatie
B
Acculturatie
C
Tegencultuur
D
Socialisatie

Slide 1 - Quiz

Het gaat hier om een specifieke vorm van socialisatie, namelijk acculturatie. Mensen die een inburgeringscursus doen zijn zijn bezig met het aanleren en het verwerven van een nieuwe cultuur.
Geef de definitie van het kernconcept identiteit.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

het gebruik van anticonceptie past bij het kernconcept...
A
democratisering
B
rationalisering
C
individualisering
D
verandering

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat houdt het kernconcept ideologie in?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Geef voorbeelden van politieke instituties rondom Prinsjesdag.

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

De overheid moet veiligheid bevorderen, openbare orde handhaven en de democratische rechtsorde verdedigingen. De nadruk ligt op rechtshandhaving. Individuen die de regels overtreden, moeten bestraft worden: eigen verantwoordelijkheid is een belangrijke waarde, maar die kent wel (juridische) grenzen.
Welke ideologie herken je?
A
Liberalisme
B
Socialisme/sociaaldemocratie
C
Confessionalisme

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke componenten bestaat het kernconcept macht

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Politieke binding
Sociale binding
Gewelds- en belastingmonopolie
Sociale cohesie
Macht

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Onder het hoofdconcept vorming vallen (politieke) socialisatie, acculturatie, identiteit, cultuur en ...
A
binding
B
sociale cohesie
C
groepsvorming
D
ideologie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Noem de 3 soorten van sociale ongelijkheid.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions


Wat houd het begrip globalisering in?

A
Macht die als legitiem wordt beschouwd.
B
De institutionalisering van politieke macht tot een staat.
C
Het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en landsgrenzen heen.
D
De vertegenwoordiging van een groep in (politieke) organisaties door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

KERNCONCEPT Rationalisering (1)
Het proces van het                  en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar                           en beheersbaar te maken en van het                        inzetten van middelen om zo efficiënt en                 mogelijke resultaten te bereiken.
            ordenen
            effectief
        voorspelbaar
          doelgericht

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Wat past NIET bij christendemocraten
A
zorgzame samenleving
B
conservatief
C
progressief
D
rentmeesterschap

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welk kernconcept herken je in deze afbeelding?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Representatie heeft in het volgende voorbeeld betrekking op:
De meeste politici in de Tweede Kamer zijn hoogopgeleid.
A
achtergrondkenmerken
B
standpunten
C
besluiten
D
alle voorgaande antwoorden

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

kostwinnaarsgezin
Verzuiling
secularisatie
individualisering
egalitair gezin
sociale institutie
tot jaren '60
onderhandelingshuishouden
rationalisering

bevelshuishouding
jaren 60-80

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Er bestaan allemaal groepen die macht hebben. De macht wordt gespreid
A
Pluralismetheorie
B
Sociale ongelijkheidstheorie
C
Democratiseringstheorie
D
Machtselitetheorie

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Conflict
model
Harmonie
model
Overleg
Demonstraties
Poldermodel
Consensus
Strijd
Stakingen

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Affectieve binding
Cognitieve binding
Economische binding
Politieke binding
Een kind hoort van haar vader dat hij van haar houdt.


Je ontvangt salaris bij de Jumbo.
Een vrouw is lid van de VVD.
Mensen werken niet alleen voor het geld, maar ook voor de sociale contacten.
Een moeder leert haar kind tot 10 tellen.
Een stagiair loopt stage, maar krijgt geen stagevergoeding.
Je krijgt zakgeld van je ouders.
Je moet naar het ziekenhuis.

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Sociale mobiliteit
Sociale stratificatie
Positieverwerving
Positietoewijzing
Maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon in een bepaalde positie terechtkomt.
De mogelijkheid van individuen om verandering aan te brengen in hun maatschappelijke positie
Het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de eigen bijdrage van een persoon .
Een verdeling van de maatschappij in groepen, waartussen sociale ongelijkheid bestaat

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions