1MH week 47 les twee (fysiek)

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

What are we going to do today?

- Who is here?

- What did we do in the previous lesson?

- What did we do so far?

- Making questions

- Homework time!

- End of lesson

Write me words!

A E T R

K P L O

I M S N

H U D F

What was your homework?

Let's check all the homework you had to do in class!

Wat hebben we
tot nu toe gedaan?

Making questions

We gaan het alweer hebben over hoe je van een 'gewone' zin (ofwel mededelende zin) een vraagzin kunt maken in het Engels.

Een voorbeeld hiervan:

He likes cats. --> Does he like cats?

Vraagzin maken

Meestal gebruik je een vorm van het werkwoord to do om een vraagzin te maken. Dit zet je dan vooraan in de zin.

I like cats - Do I like cats?

I walk to school - Do I walk to school?

We eat breakfast - Do we eat breakfast?

VERGEET HET VRAAGTEKEN NIET!

Vragen maken met 'to do'.

Het werkwoord 'to do' vervoeg je als volgt:

I do

You do

He/She/It (SHIT) does

We do

You do

They do   

Vraag maken met ''to do''

Als je iemand wilt vragen of ze een pen bij zich hebben:

Do you have a pen with you?

Als je iemand wilt vragen of ze van honden houden:

Do you like dogs?

Als je wilt vragen of iemand een jonger broertje/zusje heeft:

Does she have a younger sibling?

Hoe vraag je het volgende in het EN:
Weet jij haar naam?

Hoe vraag je het volgende in het EN:
Slaap jij hier?

Vraagzin maken

Een andere manier om vragen te maken, is door het onderwerp en het werkwoord in de zin om te wisselen. Dit doe je bij alle hulpwerkwoorden (can/could, may, might, would, should, will alle vormen van 'to be' dus I am you are etc.) 

Voorbeelden:

He can draw really well. --> Can he draw really well?

I should go to the store --> Should I go to the store?

Zet in een vraagzin:
I could look at him all day

Zet in een vraagzin:
I will buy a new phone soon

We hebben geleerd hoe je een vraag moet maken. Welk werkwoord heb je vaak nodig om een vraag te maken?

1. to be
2. to do
3. to are
4. Will

We hebben ook een andere manier van vragen maken gezien. Welke woorden moet je dan omwisselen?

1. het lijdend voorwerp en het onderwerp
2. het onderwerp en het werkwoord
3. het werkwoord en het lijdend voorwerp
4. het onderwerp en de leestekens

Op wat voor leesteken eindigt een vraagzin ALTIJD?

End of lesson

- Do exercises and 30 and 31

- Study stone five