3.1 Klimaten op aarde

3.1 klimaten op aarde
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

3.1 klimaten op aarde

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les....    
  • dan weet je wat het verschil is tussen weer en klimaat.
  • dan kun je de kenmerken van de klimaten noemen en aangeven waar ze voorkomen.
  • dan kun je bepalen of een klimaat op hoge of lage breedte voorkomt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welke klimaten ken jij?

Slide 4 - Open question

Weer en klimaat
Weer:
Weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. 
Kenmerken van het weer zijn temperatuur, wind en neerslag.

Klimaat:

Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van 30 jaar. 
Er zijn  verschillende klimaten, o.a. een zeeklimaat, landklimaat of Middellandse Zeeklimaat.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Rond de evenaar (0° -30° NB/ZB)  = lage breedte
Vanaf 60° NB/ZB = hoge breedte

Slide 7 - Slide

Klimaten op lage breedte
Tropisch regenwoudklimaat
  • Niet kouder dan 18° graden Celsius.
  • Iedere dag regen (neerslag).
  • Géén seizoenen.
  • Veel verschillende soorten planten.


Savanneklimaat

  • Niet kouder dan 18° graden Celsius.
  • Periode geen regen (neerslag).
  • Verspreid voorkomende bomengroei           (zie foto). 

Slide 8 - Slide

Klimaten op lage breedte
Woestijnklimaat
  • Tussen de 25 °C en 45 °C.
  • Minder dan 250 mm neerslag per jaar (héél   weinig regen).
  • Te droog voor boomgroei.

Steppeklimaat
  • Niet kouder dan 18 °C.
  • Per jaar valt er ongeveer 250 tot 500 mm neerslag (iets meer dan de woestijn, zie foto).

Slide 9 - Slide

Klimaten op hoge breedte
Zeeklimaat
  • Temperatuur wordt beïnvloed door de zee.
  • Milde zomers en zachte winters (kleine temperatuurschillen).
  • Loofbossen

Landklimaat
  • Warme zomers en strenge winters (grote temperatuur verschillen).
  • Naaldbossen

Slide 10 - Slide

Klimaten op hoge breedte
Toendraklimaat
  • In de zomer niet warmer dan 10°C
  • Groeien géén bomen (te kort groeiseizoen).
  • Deel van de bodem ontdooit nooit (permafrost).
Poolklimaat
  • Altijd onder 0 °C.
Hooggebergteklimaat
  • Altijd onder 0 graden Celcius.
  • Gebied boven de 1500 meter

Slide 11 - Slide

Aan de slag

Maak opdracht 2 tm 5 van paragraaf 3.1 op blz. 102 tm 107 (lees ook de tekst)


Slide 12 - Slide

Zeeklimaat

Slide 13 - Slide

Landklimaat

Slide 14 - Slide

Tropisch regenwoudklimaat

Slide 15 - Slide

Woestijnklimaat

Slide 16 - Slide

Poolklimaat

Slide 17 - Slide

Leerdoelen gehaald? Check!
Aan het eind van deze les....    
  • dan weet je wat het verschil is tussen weer en klimaat.
  • dan kun je de kenmerken van de klimaten noemen en aangeven waar ze voorkomen.
  • dan kun je bepalen of een klimaat op hoge of lage breedte voorkomt.

Slide 18 - Slide

Op welke breedte ligt Nederland

A
Lage breedte
B
Hoge breedte

Slide 19 - Quiz


Welk klimaat heeft Nederland?
A
B
C
Gematigd zeeklimaat
D
Landklimaat

Slide 20 - Quiz

Tropisch regenwouden liggen vlakbij de evenaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

In poolgebieden vriest het altijd, zomer en winter, dag en nacht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 23 - Quiz


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droog klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 24 - Quiz

Zet de goede kenmerken bij de soort breedtegraad.
Hoge breedte
Lage breedte
Noord en Zuid pool
Evenaar
90 graden
0 graden
Kleinere invalshoek zonenstralen
grotere invalshoekzonnestralen

Slide 25 - Drag question