argumenteren

Instruct

  • Feit, Mening of Argument
  • Objectief of subjectief 
  • Belangen/reclame
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Instruct

  • Feit, Mening of Argument
  • Objectief of subjectief 
  • Belangen/reclame

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
  • Je kent het verschil tussen een mening en een feit
  • Je herkent argumenten en de bijbehorende signaalwoorden
  • Je herkent onjuiste argumenten
  • Je kunt met een groep debatteren en je standpunt onderbouwen

Slide 2 - Slide

wat is een feit?

Slide 3 - Mind map

Wat is een mening

Slide 4 - Mind map

Mijn moeder vindt die film waardeloos.
A
Feit
B
Mening

Slide 5 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening

Slide 7 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quiz

wat is een argument
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vind

Slide 9 - Quiz

Objectief 
Feiten
Het meisje heeft rood haar

Subjectief 
mening
Het is een aardig meisje

Slide 10 - Slide

Het is gezellig in onze klas
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 11 - Quiz

De kinderen schelden elkaar uit
A
objectief
B
subjectief

Slide 12 - Quiz

Signaalwoorden:
  • die een argument aangeven zijn bijvoorbeeld: omdat, want, namelijk en immers

Slide 13 - Slide

Onjuiste argumenten:
  • Drogredenen: foute argumenten of redeneringen zoals een verkeerde vegelijking, generalisatie (alle werklozen zijn te beroerd om te werken), vals dilemma (doen alsof er maar 2 mogelijkheden zijn, er zijn meer alternatieven) of een persoonlijke aanval of onjuiste oorzaak-gevolg relatie)

Slide 14 - Slide

Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt
A
Verkeerde vergelijking
B
Persoonlijke aanval
C
Generalisatie
D
Onjuiste oorzaak/gevolg relatie

Slide 15 - Quiz

Dat klopt niet, want iemand met jouw reputatie kan hier niks zinnigs over zeggen
A
Verkeerde vergelijking
B
Persoonlijke aanval
C
Generalisatie
D
Onjuiste oorzaak/gevolg relatie

Slide 16 - Quiz

Vul het argumentatieschema in:

- maak groepjes van vier personen

- werk 1 stelling van change de world uit

- schrijf 5 moeilijke woorden in woordenschrift

Slide 17 - Slide

Lesdoelen behaald?
  • Je kent het verschil tussen een mening en een feit
  • Je herkent argumenten en de bijbehorende signaalwoorden
  • Je herkent onjuiste argumenten
  • Je kunt een pitch houden van 5 minuten (in team)

Slide 18 - Slide

wat heb je geleerd over argumenteren?

Slide 19 - Mind map