De toekomende tijd

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 1

Grammar - future

Future tense:

de toekomstige tijd

Het is dus nog niet gebeurd

Verschillende vormen

Will future

To be going to future

Wat is de future tense?

Opdracht (in tweetallen):

Zoek het verschil op tussen de will future en de to be going to future

Elk tweetal geeft hier antwoord op de vraag: wat is het verschil tussen de will future en de to be going to future?

Will-future:

When we make predictions:

It will be a nice day tomorrow.

To mean want to or be willing to:

I hope you will come to my party.

To make offers and promises:

I'll see you tomorrow.

To talk about offers and promises:

Tim will be at the meeting.

To be going to-future:

To talk about plans and intentions:

I’m going to drive to work today.

They are going to move to Manchester.

When we can see that something is likely to happen: 

Be careful! You are going to fall.

Look at those black clouds. I think it’s going to rain.

Will + hele ww

- iets aanbieden, beloftes, aankondigingen en besluiten.
- een voorspelling zonder bewijs.

Gebruik will + hele werkwoord
Ontkenning: will + not = won't
Vraag: will vooraan. Bij I en we gebruik je shall in een vraag.

To be going to + hele ww

- iemand is iets wel/niet van plan in de toekomst.
- voorspelling doen met bewijs.

am/are/is + going to + hele ww
ontkenning: am/are/is + not
vraag: vorm van 'to be' vooraan zetten (am/are/is).

In welke tijd staat deze zin?
We played football yesterday.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
I walk to school every day.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
Ilias says he will help us with our homework.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
My grandmother was very hungry during World War II.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
My mother will be so angry when I get home...

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
Tomorrow you are going to make a test.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

Oefenen

Exercise 27 op p100 van je AB
Klaar?
Exercise 28 op p101 van je AB