1. De boswachter tuurt (speuren) naar de horizon, waar een kleine rookpluim een (beginnen) bosbrandje (verraden).
2. Waarom (worden) dat (doden) hert naar een slager (vervoeren), als het vlees van het (slachten) dier toch niet mag worden (opdienen)?
3. Als iemand tegenwoordig tijdens zijn vakantie door een storm (worden) (verrassen), (verhalen) hij meestal de (aanrichten) schade op de verzekering; hetzelfde (gelden) als hij (worden) (beroven).