Hij ging altijd naar de Jumbo. Gisteren ging hij naar de Albert Heijn.
Ik ging altijd naar de supermarkt. Gisteren ging ik naar de markt.
Ik had nooit genoeg geld. Gisteren had ik niet genoeg geld.
Ik maakte altijd gezond eten. Gisteren maakte ik een gezonde lunch.
Ik kwam iedere zomer naar Spanje. Vorige zomer kwam ik naar Spanje.
Vroeger waren de winters koud. Gisteren was een mooie dag.