This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Nederlands oefenen woordenschat
Slide 1 - Slide
Woordenschat? Ik heb er lak ...
A
uit
B
op
C
in
D
aan
Slide 2 - Quiz
Wat betekent belemmeren?
A
verhinderen
B
zeuren
C
remmen
D
jaloers zijn
Slide 3 - Quiz
Op een leeftijd van ongeveer 2 jaar hebben peuters een woordenschat van ...
A
100 woorden
B
200 woorden
C
300 woorden
D
400 woorden
Slide 4 - Quiz
Wat is de betekenis van het spreekwoord ' buiten adem zijn'
A
Heel hard hijgen, omdat je veel gedaan hebt met je lichaam.
B
Niet meer op aarde zijn.
C
Niet binnen, maar buiten zijn.
D
Een ballon opblazen
Slide 5 - Quiz
Wat is een voorbeeld van twee synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht
Slide 6 - Quiz
Ik heb een PRIJSOPGAVE per mail ontvangen Welk woord heeft dezelfde betekenis als het grote lettertype?
A
factuur
B
offerte
C
specificatie
D
duurder
Slide 7 - Quiz
Dat is lood om oud ijzer.
Wat is de betekenis?
A
het komt op hetzelfde neer
B
goud is beter
C
dat is onzin
D
dat is niets meer waard
Slide 8 - Quiz
Wat is de betekenis van: dupe
A
slachtoffer
B
diep
C
landbouwwerktuig
D
schroefdopje
Slide 9 - Quiz
"Ik beloof je plechtig, dat ik er voorzichtig mee om zal gaan", zegt Kishan. "Ik weet hoe zuinig je op je auto bent." Leid de betekenis af van "plechtig".
A
met tegenzin
B
serieus
C
stiekem
D
rustig
Slide 10 - Quiz
Ramon is een frequent bezoeker van de sportschool. Dat weet ik, omdat ik hem daar bijna elke dag zie. Leid de betekenis af van "frequent".