Paragraaf 4.1/4.2: Ontwikkeling van het leven/organismen ordenen
Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
Pak je laptop erbij (lesson up app)
Schrift en pen voor aantekeningen
Mobiel in de tas!
Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
This lesson contains 30 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
Pak je laptop erbij (lesson up app)
Schrift en pen voor aantekeningen
Mobiel in de tas!
Mooi! Dan gaan we beginnen!
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Uitleg paragraaf 4.1/4.2: Ontwikkeling van het leven/organismen ordenen
Zelfstandig werken opdrachten 4.1/4.2
Slide 2 - Slide
Paragraaf 4.1: Ontwikkeling van het leven
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
1.1 Je kunt een tijdbalk van het leven op aarde en een stamboom van organismen aflezen
Slide 4 - Slide
45.000 soorten levende wezens
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Slide
Ontwikkelingen van het leven op aarde
Soorten die een gemeenschappelijke voorouder hebben, vertonen verwantschap
Hoe jonger de gemeenschappelijke voorouder in een stamboom zit, hoe verwanter groepen zijn.
Stambomen en verwantschap
Slide 9 - Slide
Ontwikkelingen van het leven op aarde
De mens stamt niet af van de apen, maar apen en mensen hebben dezelfde gemeenschappelijke voorouder
Slide 10 - Slide
Wie is meer verwant?
1. Hyena's en schijnkatten?
of
2. Beren en walrussen?
Slide 11 - Slide
Stamboom van het leven
Slide 12 - Slide
Paragraaf 4.2: Organismen ordenen
Slide 13 - Slide
Lesdoelen
2.1 Je kunt organismen indelen door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken.
2.2 Je kunt de kenmerken noemen van de cellen van bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Slide 14 - Slide
Organismen ordenen
Alle organismen op aarde kun je indelen in 2 hoofdgroepen:
de prokaryoten en de eukaryoten.
Prokaryoten hebben geen celkern en zijn altijd eencellig.
Bacteriën zijn prokaryoten.
Eukaryoten hebben wel een celkern en kunnen eencellig of meercellig zijn. Tot de eukaryoten behoren de planten, de schimmels en de dieren.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Alle organismen bestaan uit 1 of meer cellen. Deze cellen hebben allemaal een celmembraan, cytoplasma en chromosomen.
Naast deze overeenkomsten zijn er ook veel verschillen.
Slide 17 - Slide
Kenmerken
Bij de indeling van organismen kijken biologen naar de kenmerken die verschillen:
- aantal cellen
- aanwezigheid van celkernen
- aanwezigheid van celwanden
- aanwezigheid van bladgroenkorrels
- relatieve grootte
Slide 18 - Slide
Aantal cellen
Er zijn eencellige organismen en meercellige organismen.
Bacteriën zijn eencellig. Ze bestaan maar uit 1 cel. Ook schimmels, planten en dieren kunnen eencellig zijn. Voorbeelden van eencellige eukaryoten zijn gist, boomalg en het pantoffeldiertje.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Aanwezigheid van celkernen
Cellen van schimmels, planten en dieren hebben een celkern.
Bacteriën hebben geen celkern.
Doordat bacteriën geen kernmembraan hebben, liggen de chromosomen (DNA) los in het cytoplasma.
Slide 21 - Slide
Aanwezigheid van celwanden
Dieren onderscheiden zich van alle andere organismen doordat ze om hun cellen geen celwanden hebben.
Bacteriën, schimmels en planten hebben wel celwanden om hun cellen.
Slide 22 - Slide
Aanwezigheid van bladgroenkorrels
Alleen bij planten komen in het cytoplasma bladgroenkorrels voor.
In bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats.
Bacteriën, schimmels en dieren hebben geen bladgroenkorrels.
Slide 23 - Slide
Relatieve grootte
De cellen van organismen verschillen in grootte. Een bacteriecel is veel kleiner dan de meeste cellen van schimmels, planten en dieren.
Om bacteriën goede te zien heb je een elektronenmicroscoop nodig.
De grootte in verhouding tot de cellen van andere organismen noem je de relatieve grootte.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Gemeenschappelijke kenmerken
Door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken kun je organismen verder indelen in steeds kleinere groepen.
Vier rijken zijn bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Elk rijk kun je verder indelen in stammen, enz.
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Aan de slag!
Wat:
Paragraaf 4.1: opdrachten 1 t/m 7
Paragraaf 4.2: opdrachten 1 t/m 7
Hoe:
Alleen of in tweetallen
Hulp nodig?Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? Maak een samenvatting en een begrippenlijst van 4.1 en 4.2