Week 19 Les 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 1

English

Unit 6: Sports

Week 19

What to do today?

Nakijken: opdracht 16

Korte overhoring Vocabulary, Phrases & Grammar

Huiswerk:

Maken: opdracht 17

Leren: Grammar 6.2+6.3+6.4 & Vocabulary + Phrases Lesson 2 

Opdracht 16

Wat betekent:
Dozen

1. dozen
2. dozijn
3. doosje
4. dus...

Wat betekent:
twice

1. twee keer
2. twee
3. dubbel
4. twijg

Wat betekent:
verdienen

1. to deserve
2. payroll
3. to decide
4. to serve

Wat betekent:
verward

1. weird
2. confused
3. cunfosed
4. crazy

Vertaal:
They deserve to win.

1. Zij verdienen een winst
2. Ze verdienen het om te winnen.
3. Hij is de beste om te winnen
4. Wij verdienen de winst!

Vertaal:
It's the largest stadium in Europe!

1. Het is een groot stadion in Europa!
2. Het is de grootste van Europa!
3. Het is het grootste stadion in Europa!
4. Het is een van de grootste stadions van Europa!

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
big?

1. bigger - biggest
2. more big - most big
3. biger - bigest
4. bigier - bigiest

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
important?

1. importanter -importantest
2. more important - most important
3. more importanter - most importantest
4. importantly - importantliest

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
little?

1. littler - littlest
2. more littler - most littlest
3. more little -most little
4. less - least

Opdracht 17

• Lees de gehele opdracht vóór je begint aan de opdracht!
• Zorg dat je de Vocabulary, Phrases & Grammar gebruikt voor deze opdracht!
• Doe het eerst in 'klad' en dan pas in je boek. Dit zodat je dan ook nog kan verbeteren in je eigen werk voor je het klassikaal nakijkt.

Homework

Maak: opdracht 17

Leer: Grammar 6.2+6.3+6.4 & Vocabulary + Phrases Lesson 2