Havo 4 Formatieve toets Hoofdstuk 4 Wateroverlast

De rode lijn op de afbeelding is?
A
De rivier
B
Het stroomgebied
C
De waterscheiding
D
De delta
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De rode lijn op de afbeelding is?
A
De rivier
B
Het stroomgebied
C
De waterscheiding
D
De delta

Slide 1 - Quiz


Het linker stroomstelsel is minder vertakt dan het rechter. Een mogelijke
verklaring is dat ...
A
de bodem (links) meer water doorlaat en uit graniet bestaat
B
de bodem (links) meer water doorlaat en uit kalksteen bestaat
C
de bodem (links) minder water doorlaat en uit kalksteen bestaat
D
de bodem (links) minder water doorlaat en uit graniet bestaat

Slide 2 - Quiz

Welk(e) antwoord(en) past/passen bij de afbeelding?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 3 - Quiz

Bereken het verhang tussen de bron en Maastricht.
De bron ligt op 400 meter hoogte. Na 660 km stroomt de Maas op 45 meter langs Maastricht.
A
Verhang = 355 meter
B
Verhang = 0.54 m/km
C
Verhang = 660 km
D
Verhang = 1.85 km/m

Slide 4 - Quiz

In de bovenloop is het verval kleiner dan in de benedenloop
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Welke relatie bestaat er tussen het verhang en de mate van erosie?
A
Hoe groter het verhang hoe meer erosie
B
Hoe kleiner het verhang hoe meer erosie

Slide 6 - Quiz

Waarom ligt het
buitendijks gebied hoger
dan het binnendijks gebied?
A
in het binnendijks gebied vindt sedimentatie plaats
B
in het binnendijks gebied vindt erosie plaats
C
in het buitendijks gebied vindt sedimentatie plaats
D
in het buitendijks gebied vindt erosie plaats

Slide 7 - Quiz

Het winterbed van een
rivier is vaak gevuld
met water aan het eind van de
A
zomer
B
herfst
C
winter
D
voorjaar

Slide 8 - Quiz

Het regiem van de Maas
schommelt meer dan dat
van de Rijn. Dit komt omdat de Maas
A
een gletsjerrivier is
B
een gemengde rivier is
C
een regenrivier is

Slide 9 - Quiz

Wat is debiet?
A
Schommelingen in de waterafvoer van een rivier gedurende een jaar.
B
De hoeveelheid water die door een rivier stroomt per m3 per seconde
C
Hoogteverschil van een rivier per km.
D
Piekafvoer van een rivier.

Slide 10 - Quiz

Welk verband is er tussen
vertragingstijd en
verstedelijking?
A
Voor verstedelijking was de vertragingstijd groter
B
Voor verstedelijking was de vertragingstijd kleiner
C
Na verstedelijking was de vertragingstijd groter
D

Slide 11 - Quiz

De vertragingstijd wordt op
redelijk korte termijn NIET
beïnvloed door
A
klimaatverandering
B
bebossing
C
de poreusheid van de bodem
D
verstening

Slide 12 - Quiz

Kribben in een rivier
zorgen voor ...
A
een betere bevaarbaarheid
B
minder sedimentatie in de vaargeul
C
een snelle afvoer van het water
D
meer Ruimte voor de Rivier

Slide 13 - Quiz

In de afbeelding
zie je ...
A
een dwarsprofiel van een rivier
B
een lengteprofiel van een rivier

Slide 14 - Quiz

De rivier meandert
vooral in de ...
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop

Slide 15 - Quiz

De aanleg van stuwen en
sluizen past bij het begrip ...
A
afvoer
B
bergen
C
vasthouden
D
kanaliseren

Slide 16 - Quiz

Door klimaatverandering
wordt in Nederland ...
A
de winter warmer, natter + neemt in de zomer de neerslag toe
B
de winter warmer en neemt de neerslag jaarlijks af
C
wordt het neerslagregiem onregelmatiger

Slide 17 - Quiz

Welke 2 elkaar versterkende processen zorgen ervoor dat het kust- en rivierengebied een bron van zorg is?
A
bodemstijging
B
bodemdaling
C
het broeikaseffect
D
het versterkt broeikaseffect

Slide 18 - Quiz

Bereken de relatieve
zeespiegelstijging als de
absolute zeespiegelstijging 2m is
en de bodemdaling 3m
A
1m
B
-1m
C
5m
D
-5m

Slide 19 - Quiz

De watersnoodramp van werd
veroorzaakt door ...
A
een oostenwind
B
een noordwestenwind
C
springtij
D
verzwakte dijken

Slide 20 - Quiz

De hoofddoelstelling van
de projecten Ruimte voor
de Rivier is ..
A
zorgen voor goede kwaliteit van het water
B
zorgen voor veiligheid
C
zorgen voor voldoende water
D
zorgen voor mooie natuurgebieden

Slide 21 - Quiz

Bestudeer de bron hiernaast.
De IJssel is een aftakking van de Rijn die water uit het stroomgebied van
deze rivier afvoert. Geef aan
− waardoor het debiet van de IJssel het hoogst is in de winter;
− waardoor het regiem van de IJssel regelmatiger is dan dat van de
Maas.

Slide 22 - Open question

In de negentiende en twintigste eeuw werden ingrepen gedaan in het
stroomgebied van de Rijn waardoor de vertragingstijd afnam.
Noteer twee van deze ingrepen.
Geef van elke ingreep aan op welke manier deze heeft bijgedragen aan
een afname van de vertragingstijd

Slide 23 - Open question

Bestudeer de bron hiernaast. De Achterhoek maakt deel uit van het
stroomgebied van de IJssel. In de zomer van 2010 viel in delen van de Achterhoek
in korte tijd extreem veel regen. De enorme hoeveelheid regen leidde
echter niet tot wateroverlast langs de IJssel, omdat het debiet van de rivier
op dat moment klein was, zoals gebruikelijk in deze tijd van het jaar.
Geef twee oorzaken voor het kleine debiet dat Nederlandse rivieren als de
IJssel in de zomer hebben.

Slide 24 - Open question

Door verstening van het oppervlak in het stroomgebied is het regiem van
de IJssel veranderd.
Leg uit op welke wijze verstening van het oppervlak het regiem van de
IJssel heeft veranderd.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 25 - Open question

Het vasthouden van water
volgens de drietrapsstrategie
heeft het meeste effect in de
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop

Slide 26 - Quiz

Bij welke stap in de
drietrapsstrategie
past dit?
A
vasthouden
B
bergen
C
afvoeren

Slide 27 - Quiz

Bij welke stap in de
drietrapsstrategie
past dit?
A
vasthouden
B
bergen
C
afvoeren

Slide 28 - Quiz

Waarom is dijkverhoging geen
blijvende oplossing tegen
hoog water?
A
er is regelmatig erosie in het binnendijks gebied
B
er is regelmatig sedimentatie in het binnendijks gebied
C
er is regelmatig erosie in het buitendijks gebied
D
er is regelmatig sedimentatie in het buitendijks gebied

Slide 29 - Quiz

Wat is geen maatregel in
het kader van Ruimte voor
de Rivier?
A
kribverlaging
B
aanleg nevengeul
C
kanaliseren
D
dijkverlegging

Slide 30 - Quiz