Les 2: Weg van jou (h2 en h3)

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- Je kunt karaktereigenschappen en uiterlijke kenmerken van personages uit Weg van jou benoemen
- Je kunt aangeven wat voor jou in het verhaal voor spanning zorgt

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Karakter is de combinatie van vaste innerlijke eigenschappen of karaktertrekken van een persoon.
Een karaktereigenschap zegt iets over hoe iemand zich gedraagt in bepaalde situaties.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het karakter is de kern van iemands persoonlijkheid.
Karaktereigenschappen kunnen goed en minder goed zijn.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Uiterlijke kenmerken geven aan hoe iemand eruitziet. Hiermee worden personages realistisch en herkenbaar voor de lezer. Karaktereigenschappen kunnen erdoor versterkt worden. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Camping Fabulous

Scan de QR-code en
krijg een sfeerimpressie
van de camping!

Slide 6 - Slide

https://wegvanjou.jouwweb.nl/
OPDRACHT 2
Je hebt hoofdstuk 2 gelezen en
de eigenschappen van Fenna en Sam genoteerd. 
Bespreek met een klasgenoot wat je hebt opgeschreven. Heb je eigenschappen over het karakter én het uiterlijk opgeschreven? Vul je lijstje eventueel aan en orden de eigenschappen op karakter en uiterlijk. Deze opdracht gaat later
in het dossier Weg van jou

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verschil hoofd- en bijpersoon
De hoofdpersoon is de meest belangrijke persoon in het verhaal. Je komt te weten wat ze denken of voelen. Een hoofdpersoon maakt een ontwikkeling door. Bij een bijpersoon is dit minder aan de orde. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Spanning in een verhaal kan door verschillende manier opgewekt worden, bijvoorbeeld door:

- informatie voor de lezer te verzwijgen;
- de personen in een enge of gevaarlijke situaties te plaatsen;
- het verhaal in een griezelige of gevaarlijke omgeving te laten spelen;
- het verhaal op een spannend moment afbreken (cliffhanger).

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is een enge locatie?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Welke locatie is zelfs overdag eng?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

OPDRACHT 3
Je hebt hoofdstuk 3 gelezen en
een zin opgeschreven die voor spanning zorgt.
Bespreek met een klasgenoot welke zin je hebt opgeschreven en leg uit waarom je voor deze zin hebt gekozen.
Deze opdracht gaat later
in het dossier Weg van jou

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welke vragen heb je na het lezen van de hoofdstukken 3 en 4?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Voor de volgende les

Lees de hoofdstukken
4, 5 en 6. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions