B7 De hersenen

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

B7 De hersenen

Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken

We starten met voorkennis

Probeer de volgende vragen te beantwoorden.

Masha staat met haar fiets te wachten voor een rood stoplicht. Het stoplicht wordt groen. Masha stapt op haar fiets en ze steekt de weg over.

Masha ziet dat het stoplicht groen wordt. Dit is een ....

1. Prikkel
2. Impuls
3. Signaal
4. Zintuig

Masha staat met haar fiets te wachten voor een rood stoplicht. Het stoplicht wordt groen. Masha zet stapt op haar fiets en steekt de weg over.
Bij het groen worden van het stoplicht gaat er een signaal via de zenuwen naar de hersenen. Dit signaal is een....

1. Prikkel
2. Impuls
3. Reactie
4. Zintuig

Een zenuwcel stuurt zijn impulsen vanaf de zintuigcellen naar het ruggenmerg. Met welk type zenuwcel hebben we te maken?

1. schakelcel
2. gevoelszenuwcel
3. bewegingszenuwcel
4. waarnemend zenuwcel

Welke uitloper ontvangt signalen van andere zenuwcellen?

1. dendriet
2. axon
3. korte uitloper
4. lange uitloper

Hoe noemen we de overgang tussen 2 zenuwcellen, waar de axon contact maakt met een dendriet?

Hoe noemen we de stoffen die vrijkomen in de synaptische spleet tijdens de impulsoverdracht?

Wat heeft een doelwitcel nodig om te een signaal te kunnen ontvangen van een zenuwcel?

1. receptoren voor hormonen
2. receptoren voor neurotransmitters
3. receptoren voor eiwitten
4. receptoren voor elektrische signalen

Leerdoelen

Je leert uit welke delen je hersenen bestaan, hoe ze werken en hoe je leert.

• Je kunt de onderdelen van de hersenen aanwijzen in een tekening en je kent hun functie.
• Je weet dat er voor alle zintuigen een speciaal hersencentrum is op de hersenschors.
  
• Je weet dat hersenen bestaan uit heel veel zenuwcellen die met elkaar verbonden zijn. 
  
• Je kunt het verschil uitleggen tussen het langetermijngeheugen en het kortetermijngeheugen.
  
• Je kunt uitleggen waarom herhalen van leerstof ervoor zorgt dat je dit uiteindelijk beter kunt onthouden.
  
• Je weet wat er bedoeld wordt met een geheugenspoor.
  

Centrale zenuwstelsel

Hersenen:

- Grote hersenen

- Kleine hersenen

- Hersenstam 

Ruggenmerg

Functies hersenonderdelen

Grote hersenen:  verwerken informatie vanuit zintuigen, aansturen spieren, geheugen

Er zijn verschillende hersencentra

Kleine hersenen:  bewegingen coördineren 

Hersenstam: impulsen geleiden van onder naar boven en terug, regelt hartritme en ademhaling  

Grijze en witte stof

Grijze stof = de cellichamen van de zenuwcellen = schors

Witte stof (myeline) = de uitlopers van de zenuwcellen = merg

De verschillende hersencentra

De neuroloog Otto Pötzl ontdekte dat bij sommige van zijn patiënten beelden die zij niet bewust hadden waargenomen, ’s nachts in dromen terugkwamen. Zo konden deze beelden door deze patiënten nauwkeurig worden getekend.
In welk deel van het zenuwstelsel was deze onbewuste informatie opgeslagen?

1. Grote hersenen
2. Kleine hersenen
3. Hersenstam
4. Ruggenmerg

Welk deel van de hersenen zorgt voor het coördineren van bewegingen?

1. Kleine hersenen
2. Grote hersenen
3. hersenstam
4. hypofyse

Wat is GEEN onderdeel van de hersenen?

1. Grote hersenen
2. Kleine hersenen
3. Hersenstam
4. Harde hersenen

Hoe heet onderdeel 1?

1. Grote hersenen
2. Kleine hersenen
3. Hersenstam
4. ruggenmerg

Waaruit bestaat uit centraal zenuwstelsel?

1. Hersenen, ruggenmerg
2. Hersenen, zenuwen
3. Hersenen, ruggenmerg, zenuwen
4. Hersenen, ruggenmerg, zenuwen, wervelkolom

Huiswerk

Bestudeer B7 en maak opdracht 1 t/m 4