Combineer de de letters en cijfers die bij elkaar horen. (Er kunnen meer letters bij een cijfer staan).
1. Democratie. 2. Monarchie. 3. Tirannie. 4. Aristocratie.
a. Schervengericht.
b. Arme en rijke mannen met burgerrecht mogen stemmen volgens Kleisthenes.
c. Groep rijke mannen regelen het bestuur.
d. Vrouwen, slaven en buitenlanders mogen niet stemmen.
e. Peisistratos kon met hulp van de arme mensen een staatsgreep plegen door ze lenigen te geven voor olijven en druiven.
f. Iedereen met burgerrecht mag stemmen.
g. Een persoon regelt het bestuur en zoon volgt hem op.
h. Opvolger kan geen verstand van besturen hebben of zijn macht misbruiken.
i. Het volk heeft de macht.
j. Het volk heeft nog steeds geen inspraak.
k. Om te mogen stemmen moest je fysiek aanwezig zijn bij de volksvergadering.
l. Niet iedereen heeft verstand van politiek, niet iedereen mag stemmen.