Hoofdstuk 1 Herhalen

H1 | Hoe welvarend ben jij?
e3ka.ec1 - 18.10.2024
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H1 | Hoe welvarend ben jij?
e3ka.ec1 - 18.10.2024

Slide 1 - Slide

Primaire vs. secundaire behoeften

  • Wat is het laatste product/dienst wat je hebt gekocht?
  • Primaire vs. secundaire behoefte

Slide 2 - Slide

Opbouw
  • Quiz
  • Examentraining maken
  • Examentraining bespreken
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Een primaire behoefte is
A
Blikje cola
B
Drinkwater
C
Computer
D
G-star broek

Slide 4 - Quiz

Wat is geen schaars goed?
A
brood
B
auto
C
zonlicht
D
huis

Slide 5 - Quiz

Waarom moet je prioriteiten stellen?
A
Omdat dat goed is voor een mens
B
Je hebt echt heel veel geld en bezittingen. Je wilt alles laten zien.
C
Om meer middelen te krijgen
D
Je hebt niet genoeg middelen om al je behoeften te vervullen

Slide 6 - Quiz

Je inkomen is 840,-. Daarvan spaar je 15%. Hoeveel geld is dat?
A
126
B
5600
C
100
D
143

Slide 7 - Quiz

Wat is een onderdeel van de marketingmix die je hier ziet?
A
Promotie
B
Plaats
C
Prijs
D
Personeel

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we de reclame die informatie geeft over de eigenschappen en prijs van een product?
A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame
C
Informatieve reclame
D
Merkreclame

Slide 9 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving? Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
A
Doelgroep
B
Nibud
C
Reserveren
D
Budgetteren

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van inkomen uit bezit?
A
Mijn baas betaalt mij mijn loon
B
Kinderbijslag
C
Ik was de auto van mijn oma en krijg hiervoor 3 donuts
D
Ik krijg van de bank rente over mijn spaarrekening

Slide 11 - Quiz

Incidentele uitgaven
Dagelijkse uitgaven

Slide 12 - Drag question

Je verdient 180,- per maand. Hoeveel is dat per week?
A
41,54
B
45,00

Slide 13 - Quiz

Goederen en diensten worden duurder. Hoe noemen we het als dit gebeurt?
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 14 - Quiz

Eline en Gijs hebben een huis gekocht voor € 260.000. Een paar jaar later is het huis € 295.000 waard.

Bereken met hoeveel procent de waarde van het huis is gestegen.
A
25,3%
B
11,9%
C
88,14%
D
13,5%

Slide 15 - Quiz

Opdrachten
Wat? Examentraining blz. 34 en 35
Hoe? Eerste 5 minuten zelfstandig werken en dan mag je samenwerken
Hulp? Leerling naast je of docent
Tijd? 15 minuten
Klaar? Iets voor jezelf
Uitkomst? Geoefend met de theorie van hoofdstuk 1

timer
15:00

Slide 16 - Slide

Opdrachten bespreken

Slide 17 - Slide

Status voor toetsweek
Wel of niet goed voorbereid voor hoofdstuk 1?

Slide 18 - Slide