Het zieke kind

1 / 23
next
Slide 1: Slide
Verpleging kindMBOStudiejaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Inhoud les


-Verschil ziektebeeld kinderen en volwassenen ​
-Diagnose en verpleegkundige observatiepunten​
-Gedragsproblemen​
-Stressvermindering en prikkelarm verplegen​
-Angst en pijnbeleving kinderen​
​-Pre- en postoperatieve zorg

Slide 2 - Slide

timer
1:00
Wat zijn redenen voor opname in het ziekenhuis bij een kind?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Gedragsproblemen
Elk kind met een chronische ziekte kan gedragsproblemen vertonen. Het kan gaan om gedragsproblemen als gevolg van de ziekte (bijvoorbeeld neerslachtige buien door bewegingsbeperkingen), maar het kan ook zijn dat het kind zijn ouders probeert te manipuleren. De ouders moeten voorlichting krijgen over hoe ze het onderscheid kunnen maken tussen normale en ziektegerelateerde opvoedingsproblemen. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Een kind dat stress ervaart, heeft meer pijnklachten.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Minimal handling
Het beperken van de zorg tot het strikt noodzakelijke wordt minimal handling genoemd. Door het toepassen van minimal handling krijgt het kind tussen de noodzakelijke verrichtingen door zo veel mogelijk rust. 

Slide 11 - Slide

Stressvermindering
Stressvermindering is mogelijk door allerlei maatregelen rondom het kind te nemen.

Slide 12 - Slide

NIDCAP
Voor zieke pasgeboren kinderen werkt men in verschillende ziekenhuizen met het op evidence based Newborn Individualized Developmental Care and Assessment Program (NIDCAP®): individuele ontwikkelingsgerichte zorg, wat inhoudt dat men observeert hoe het kind op een handeling reageert.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Pre-operatieve zorg
Bij de voorbereiding van een kind op een operatie zijn verschillende factoren van belang:

-de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind;
-de operatie-indicatie;
-de rol van de ouders/verzorgers.


Slide 19 - Slide

Post-operatieve zorg

  • Vitale functies, zoals hartfrequentie, ademhaling, bloeddruk (als daarom wordt gevraagd) en temperatuur. De lichaamstemperatuur wordt extra in de gaten gehouden, omdat deze lager kan zijn als gevolg van onderkoeling door warmteverlies op de operatiekamer.

  • Vochtbalans, de intake en de output van het kind. Onder de intake wordt verstaan al het vocht dat het kind binnenkrijgt, oraal en/of parenteraal: oraal via gewoon drinken of een maagsonde, parenteraal via alle infuusvloeistoffen inclusief bloed en bloedproducten. De output van het kind bestaat uit het totaal aan vocht dat het kind uitscheidt: urine, braaksel, vocht uit eventuele drains, transpiratievocht en (bij diarree) ook ontlasting. Het kind moet binnen acht uur na de operatie hebben geplast.




Slide 20 - Slide

Post-operatieve zorg
  • Wondcontrole. De wond wordt gecontroleerd op nabloeden. Bij doorlekken van het verband wordt de lekkage met een balpen afgetekend op het verband. Zo is gemakkelijk te controleren of de wond blijft nabloeden.


  • Pijnklachten. Pijnklachten worden nauwkeurig geobserveerd en volgens protocol wordt adequate pijnstilling gegeven. Soms zal het kind pijn hebben in het operatiegebied. Verder kan het kind pijn hebben aan de insteekopening van het infuus en slikklachten hebben vanwege de intubatie.

Afhankelijk van de conditie worden de controles vaker uitgevoerd of uitgebreid. Aan het einde van de dag worden de gebeurtenissen met het kind en de ouders besproken.

Slide 21 - Slide

Vervolg?

Slide 22 - Slide

Les volgende keer
-Schrijf een voorlichtingsplan volgens het format dat in de les wordt uitgedeeld.
-Je schrijft het voorlichtingsplan voor een kind dat opgenomen wordt op de kinderafdeling voor een operatie. 

Slide 23 - Slide