Schrijven H4: een verslag schrijven

Weekplanning
Grammatica woordsoorten H2: bijvoeglijk naamwoord

Schrijven H4: een verslag schrijven

Repetitie lezen H4/H5/H6

Les 1, week 11


Vandaag

Les 3, week 11
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Weekplanning
Grammatica woordsoorten H2: bijvoeglijk naamwoord

Schrijven H4: een verslag schrijven

Repetitie lezen H4/H5/H6

Les 1, week 11


Vandaag

Les 3, week 11

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Hoe heurt het eigenlijk? De kleuren van het bord
  2. Hoe zat het ook alweer met...
  3. Schrijven: een veslag schrijven
  4. Zelf aan de slag

Slide 2 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
Zelfstandig naamwoord(staan)
B
hulpwerkwoord(zitten)
C
Zelfstandig werkwoord (staan op stoel)
D
Koppelwerkwoord (staan op tafel)

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast(staan op tafel)
B
De metalen kast(zitten op tafel)
C
De grijze kast(zitten)
D
De oude kast(zitten op stoel)

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions



Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een (staan op tafel)
B
slimme, mooie, rode(zitten op tafel)
C
fiets, boek, volleybal (staan op de grond)
D
lopen, fietsen, denken (staan op stoel)

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions




LESDOEL:
  • Je weet hoe je een kort verslag schrijft
  • Je kent de 5 w+h vragen en weet hoe je deze kunt gebruiken

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

 De 5 W+H vragen
  • Wie
  • Wat
  • Waarom
  • Wanneer
  • Waar (door)
  • +
  • Hoe

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Schrijven: een persoonlijk verslag schrijven 
Theorie:
zo schrijf je een persoonlijk verslag
titel
  • inleiding
    schrijf je in het kort waarover je verslag gaat
  • middenstuk
    vertel de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn (chronologisch). 
    signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte
  • slot
    schrijf je eigen mening 
naam en klas

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Dagwerk schrijven
Waar? 
Bladzijde 108-109

Welke opdrachten?
1 en 3. 
Al klaar? Opdracht 2


stopwatch
00:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd? 1a

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd? 1b

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd? 1c

Slide 13 - Slide

This item has no instructions