7-3/4: Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

WELKOM!
Toets inkijken: laat alles in jouw tas.

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELKOM!
Toets inkijken: laat alles in jouw tas.

Slide 1 - Slide

WELKOM!


Leg je boek alvast op blz. 236 en lees de groene theorie. Markeer/onderstreep belangrijke punten.

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden naar vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden.

Slide 3 - Slide

zelfstandig naamwoord
verwijswoorden
enkelvoud, mannelijk
hij, hem, zijn
enkelvoud, vrouwelijk
zij, ze, haar
enkelvoud, onzijdig
het, zijn
meervoud bij personen
zij, ze, hen
meervoud bij dieren/dingen
ze, hun

Slide 4 - Slide

Vul in wat op de puntjes hoort.

Omdat mama ziek is, neemt ..... een paracetamol.

Slide 5 - Open question

Vul in wat op de puntjes hoort.

De kinderen vragen hun ouders om .... te helpen met huiswerk.

Slide 6 - Open question

Vul in wat op de puntjes hoort.

De voetballer heeft een blessure. Daarom heeft ..... verband om zijn been. Dat ondersteunt....... .

Slide 7 - Open question

Vul in wat op de puntjes hoort.

De pakjes appelsap staan in de koelkast, zodat ..... lekker koel blijven.

Slide 8 - Open question

Vul in wat op de puntjes hoort.

Het schoentje past niet, omdat .... te klein is.

Slide 9 - Open question

Maken/huiswerk
Blz. 236 en 237:
Opdracht 1, 2, 3 en 5.
Klaar: lezen.

Slide 10 - Slide

Lesdoel behaald? Lukt dit nu?
Aan het eind van de les kun je op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden naar vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden.

Slide 11 - Slide