1.07 Spelling Engelse ww

4 mavo
timer
15:00
Je pakt je leesboek en gaat lezen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4 mavo
timer
15:00
Je pakt je leesboek en gaat lezen.

Slide 1 - Slide

Lezen in je
leesboek
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Vandaag
  • Stillezen
  • Uitleg Spelling Engelse werkwoorden
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten bespreken
  • Uitleg Grammatica zinsontleding
  • Opdrachten maken
  • Drillsteroefeningen (woordenschat)

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling

Engelse leenwerkwoorden

Slide 4 - Slide

Lesdoelen

Werkwoordspelling:


- Je kunt Engelse leenwerkwoorden goed vervoegen.


Slide 5 - Slide

Welke Engelse werkwoorden ken je?

Slide 6 - Open question

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 7 - Slide

Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel op de uitspraak.

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

Spelling Engelse werkwoorden
Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 10 - Slide

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 11 - Slide

Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft.
paintballen- ik paintball- hij paintballt- hij paintballde- hij heeft gepaintballd

grillen- ik gril- hij grilt- hij grilde- hij heeft gegrild
stressen - ik stres - hij strest - hij streste - hij is gestrest

Slide 12 - Slide



Opdrachten
Je maakt het werkblad 4 + 5.

Vragen? Stel ze.

Klaar? je werkt digitaal met de drillsteroefeningen!

Slide 13 - Slide

Drillsteroefeningen
Je oefent met de drillsteroefeningen, volgens je studiewijzer.
Je oefent hiermee de woordenschat uit de hoofdstukken van Kern.

Slide 14 - Slide

Wat betekent 'de platte tekst'?
A
aanvullende tekst onder, naast of boven een afbeelding
B
tekst die uitsluitend bestaat uit letters, spaties, cijfers en leestekens zonder tekstopmaak

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'uiteenzetten'?
A
zeggen wat het betekent
B
de bedoeling van een verhaal, programma, film

Slide 16 - Quiz

Wat is 'cursief'?
A
schuin gedrukt
B
vet gedrukt
C
onderstreept gedrukt

Slide 17 - Quiz

Wat is 'visueel'?
A
wat met zien te maken heeft
B
wat met horen te maken heeft

Slide 18 - Quiz

Wat is 'een inschrift'?
A
tekst naast een afbeelding
B
tekst in een afbeelding
C
tekst onder een afbeelding

Slide 19 - Quiz

Wat is een 'column'?
A
stripverhaal
B
vaste rubriek in een krant of tijdschrift

Slide 20 - Quiz

Wat betekent 'participeren'?
A
aangenaam bezighouden
B
naar voren brengen
C
samen met anderen iets doen

Slide 21 - Quiz