6.1, Produceren maar!

Produceren maar!
Hoofdstuk 6.1

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Produceren maar!
Hoofdstuk 6.1

Slide 1 - Slide

5 soorten werkloosheid
Wie kan ze nog benoemen? 

Slide 2 - Slide

5 soorten werkloosheid
  1. Structurele werkloosheid
  2. Conjuncturele werkloosheid
  3. Frictiewerkloosheid
  4. Seizoenswerkloosheid
  5. Regionale werkloosheid 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 6.1
  • Je kunt de vier productiefactoren met voorbeelden noemen.
  • Je kunt de beloning van de productiefactoren noemen.
  • Je kunt uitleggen wat een bedrijfskolom is en uitleggen wat die te maken hebben met toegevoegde waarde.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren.




Slide 4 - Slide

De productiefactoren
Middelen die je nodig hebt als je iets gaat produceren:
  • Kapitaal- Kapitaalgoederen, machines en gebouwen
  • Arbeid- Het werk dat verricht wordt door mensen
  • Natuur- Grondstoffen, zonlicht en water

Slide 5 - Slide

Beloningen KANO
Kapitaal- rente, huur
Arbeid- loon
Natuur- pacht
Ondernemerschap- winst


Slide 6 - Slide

Zelfstandig maken
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Leerdoelen 6.1
  • Je kunt de vier productiefactoren met voorbeelden noemen.
  • Je kunt de beloning van de productiefactoren noemen.
  • Je kunt uitleggen wat een bedrijfskolom is en uitleggen wat die te maken hebben met toegevoegde waarde.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren.
  • Je kunt de afschrijving berekenen




Slide 8 - Slide

Bedrijfskolom
  • Alle bedrijven die aan een product                                     meewerken
  • Toegevoegde waarde

Hoeveel € voegt het broodfabriek toe?

 

Slide 9 - Slide

Hoe produceren?
  • Arbeidsintensieve productie: naar verhouding wordt meer   met mensen geproduceerd dan met machines.
  • Kapitaalintensieve productie: naar verhouding wordt meer  met machines (kapitaalgoederen) geproduceerd dan met mensen.




Slide 10 - Slide

Filmpje landbouw
Kijkvragen:
  1. Welke productiefactoren herken je in het filmpje? Geef de voorbeelden
  2. Vergelijk deze landbouw met de landbouw van 100 jaar geleden. Welke verschillen? Gebruik de woorden arbeidsintensief/kapitaalintensief.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Afschrijvingen

Slide 13 - Slide

Wat zijn afschrijvingen?

- wat zijn afschrijvingen?



Slide 14 - Slide

Praktijkvoorbeeld afschrijving
Aanschafprijs auto €20.000,-
Wat als je over 10 jaar afschrijft?

Wat als je over 4 jaar afschrijft?

Slide 15 - Slide

Restwaarde
Google zegt:
"Dat is de waarde die het bedrijfsmiddel vermoedelijk nog zal hebben op het moment dat u het niet meer kunt gebruiken voor uw onderneming."

Eigen woorden?

Slide 16 - Slide

Vast % aanschafwaarde
aanschafprijs: €50.000,-
restwaarde: €10.000,-
levensduur: 5 jaar

Afschrijving = (aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Slide 17 - Slide

Zelfstandig maken

                          Paragraaf 6.1
     Wat je niet af hebt wordt huiswerk

Slide 18 - Slide

Hebben we de doelen behaald?
  • Je kunt de vier productiefactoren met voorbeelden noemen.
  • Je kunt de beloning van de productiefactoren noemen en uitleggen wat die te maken hebben met toegevoegde waarde.
  • Je kunt uitleggen wat een bedrijfskolom is.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren.
  • Je kunt de afschrijving berekenen

Slide 19 - Slide