klas 2 Freizeit, Deutschland en herhalingen

FREIZEIT
1 / 47
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

FREIZEIT

Slide 1 - Slide

Even oefenen:
sleep de juiste dagen bij elkaar!
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Samstag
Sonntag

Slide 2 - Drag question

Pronomen
ik                                                             ich
jij                                                             du
hij, zij (ev), het                                   er, sie (ev), es
wij                                                           wir
jullie                                                       ihr
zij (mv)                                                  sie (mv)
u                                                              Sie

Slide 3 - Slide

Sein

Slide 4 - Slide

wat denk je dat 'sein' betekent
A
schijnen
B
zijn
C
seinen
D
smullen

Slide 5 - Quiz

Haben

Slide 6 - Slide

Wat denk je dat 'haben' betekent
A
houden
B
helpen
C
hebben
D
happen

Slide 7 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
seid
sind
sind

Slide 8 - Drag question

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
haben
habt
hat

Slide 9 - Drag question

kies uit haben /sein de juiste vorm
Ich ............... zehn Jahre alt.
A
hast
B
ben
C
bin
D
habe

Slide 10 - Quiz

kies uit haben /sein de juiste vorm
.
Klaus und Irina ................. Freunde.
A
sind
B
habt
C
seid
D
haben

Slide 11 - Quiz

kies uit haben /sein de juiste vorm
Omar ...............einen Bruder..

A
hast
B
bist
C
ist
D
hat

Slide 12 - Quiz

kies uit haben /sein de juiste vorm

Meine Mama ...................aus Berlin.
A
hat
B
bist
C
ist
D
habt

Slide 13 - Quiz

kies uit haben /sein de juiste vorm
Meine Schwester ....................Schülerin (leerling).
A
hat
B
bist
C
ist
D
habt

Slide 14 - Quiz

kies uit haben /sein de juiste vorm
Diese Blumen (bloemen) .....................sehr schön.
A
sein
B
sind
C
ist
D
seid

Slide 15 - Quiz

kies uit haben /sein de juiste vorm
..................Sie Anton Bauer (Bent u...)?
A
sein
B
sind
C
ist
D
seid

Slide 16 - Quiz

kies uit haben /sein de juiste vorm
Wir ................. einen netten Deutschlehrer (aardige leraar Duits).
A
habt
B
haben
C
sind
D
seid

Slide 17 - Quiz

Instrumente
Hobbys
Sport
Eigene Meinung
Ski fahren
blöd
die Gitarre
Fußball spielen
tanzen
lesen
interessant
schwierig
die Geige
Musik hören
schwimmen
singen
das Schlagzeug
das Klavier
Tennis spielen

Slide 18 - Drag question


A
malen
B
ins Fitnessstudio gehen
C
singen
D
tanzen

Slide 19 - Quiz


A
reiten
B
tanzen
C
schwimmen
D
malen

Slide 20 - Quiz


A
singen
B
Rad fahren
C
schwimmen
D
reiten

Slide 21 - Quiz


A
Volleyball spielen
B
Fußball spielen
C
Minigolf spielen
D
Schlittschuh laufen

Slide 22 - Quiz


A
singen
B
rad fahren
C
videospiele spielen
D
malen

Slide 23 - Quiz


A
Rad fahren
B
Schi fahren
C
Schlittschuh laufen
D
tanzen

Slide 24 - Quiz


A
der Bergsteigen
B
das Klettern
C
reiten
D
das Fallschirmspringen

Slide 25 - Quiz


A
das Tauchen
B
das Segeln
C
joggen
D
singen

Slide 26 - Quiz


A
die Drums
B
die Trommeln
C
das Schlagzeug
D
das Drumstel

Slide 27 - Quiz

2

Slide 28 - Video

Wat is waar?
A
deze achtbaan gaat in 3 seconden naar 135 km/h
B
deze achtbaan gaat door het water
C
D
deze achtbaan is niet in Europa

Slide 29 - Quiz

Waar staat deze brug?

Slide 30 - Open question

Wat is waar?
A
laatste brug is langer dan de eerste brug
B
bij de laatste brug zijn alle trapspijlen gelijk
C
dit is niet echt
D
voor de laatste brug moet je een verzekering afsluiten

Slide 31 - Quiz

1

Slide 32 - Video

Deutschland Quiz
Wat weet jij al over Duitsland en de Duitsers?

Slide 33 - Slide

.................. is bij uitstek de populairste sport in Duitsland.
A
Voetbal
B
Zwemmen
C
Golf
D
Autorace

Slide 34 - Quiz

Wat is de hoofdstad van Duitsland?
A
Köln
B
Hambug
C
Berlin
D
München

Slide 35 - Quiz

Wat is geen Duitse stad?
A
Stuttgart
B
Wenen
C
Aachen
D
Köln

Slide 36 - Quiz

Welke rivier stroomt door Nederland en Duitsland?
A
Maas
B
Donau
C
Rijn
D
Elbe

Slide 37 - Quiz

De meest voorkomende Duitse achternaam is
A
Meier
B
Müller
C
Jansen
D
Schmidt

Slide 38 - Quiz

Wat is het grootste Duitse Bundesland (provincie)
A
Bayern
B
Sachsen
C
Hessen
D
Nordrhein-Westfalen

Slide 39 - Quiz

"Der Deutsche Bundestag" komt bijeen in.....
A
Berlin
B
Bonn
C
Köln
D
München

Slide 40 - Quiz

Wat is NIET typisch Duits?
A
Bier
B
poffertjes
C
Braadworst
D
Pretzels

Slide 41 - Quiz

Hoeveel provincies (= Bundesländer) heeft Duitsland?
A
14
B
12
C
16
D
10

Slide 42 - Quiz

Wat zijn de hoofdsteden van: Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland

A
Bonn Zürich Lech
B
München Geneve Salzburg
C
Köln Luzern Linz
D
Berlijn Wenen Bern

Slide 43 - Quiz

Welche Farben (kleuren) hat die deutsche Fahne (vlag) ?
A
schwarz-rot-gelb
B
schwarz -rot-weiß
C
schwarz-rot-blau
D
schwarz-rot-gold

Slide 44 - Quiz

und tschüssssssssssssss

Slide 45 - Slide

Een Duitser vond ................... uit.
A
televiesietoestel
B
gummybeertjes
C
voetbal
D
smeerkas

Slide 46 - Quiz

Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland op school kunt halen?
A
6
B
1
C
10
D
5

Slide 47 - Quiz