Zwangerschap en geboorte bij 11.3

   11.3 zwangerschap
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

   11.3 zwangerschap

Slide 1 - Slide

Hoe lang duurt een zwangerschap?

Slide 2 - Mind map

Wat denk je dat een placenta is?

Slide 3 - Mind map

Bevruchting
Een eicel wordt bevrucht in de eileider, waarna innesteling in de baarmoeder plaatsvindt. 

Bevruchting gebeurt  door een spermacel. 

Een eicel kan tot ongeveer 12-24 uur na de ovulatie blijven leven

Slide 4 - Slide

delingen van de eicel na bevruchting en innesteling in de baarmoeder

Slide 5 - Slide

Na innesteling

Het embryo neemt zuurstof en voedingstoffen uit het baarmoederslijmvlies via de uitstulpingen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vorming van placenta
Bestaat uit weefsels van moeder en van het embryo.

Zuurstof + voedingstof naar de embryo

Koolstofdioxide + afvalstoffen naar de moeder

Maar ook ziekteverwekkers, alcohol, nicotine

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Navelstreng
Navelstrengslagaders: zuurstofarm.
Navelstrengaders: zuurstofrijk

Slide 12 - Slide

Navelstreng
  • De navelstreng is de verbinding tussen placenta en embryo.
  • De navelstreng zorgt dat het embryo voedingsstoffen krijgt. 
  • Afvalstoffen van het embryo gaan via de navelstreng naar de placenta. 

Slide 13 - Slide

vruchtvliezen en vruchtwater
  • Vruchtvliezen liggen om het embryo heen. 
  • In de vruchtvliezen bevindt zich het vruchtwater.
  • Het embryo ligt in het vruchtwater. 
  • het vruchtwater beschermt het embryo tegen stoten, uitdroging en wisseling van temperatuur. 
  • Het embryo kan in het vruchtwater gemakkelijk bewegen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide


Embryo, placenta, navelstreng, 
baarmoeder en vagina

Embryo met 2 vruchtvliezen, 
vruchtwater en placenta (12 weken)
NIET leren.
Het vruchtwater ontstaat in de eerst 14 weken uit vocht vanuit het bloed van de moeder. Het bestaat uit 1 liter water met wat zouten en cellen van de embryo. Om het vrchtwater liggen 2 vliezen. Na 4 maanden slikt en urineert de embryo (recyling). Het vruchtwater blijft van goede kwaliteit omdat het elke 3 uur ververst wordt (in contact met bloed van de moeder). Het heeft de juiste temperatuur. De embryo kan bewegen, leert slikken en de navelstreng wordt niet dichtgedrukt. Het beschermt tegen stoten en infecties. Het is helder vocht.
Binnen de 2 vruchtvliezen zit vloeistof, het vruchtwater. De embryo drijft in het vruchtwater en wordt beschermd tegen stoten, uitdroging en temperatuurverschillen. De embryo kan hierin ook gemakkelijk bewegen.
Echoscopie:  De embryo is zichtbaar in de baarmoeder

Slide 16 - Slide


Wat gaat via nr. 1
van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B

Slide 17 - Quiz

Foetus
Na 3 maanden noemen we het een foetus

Bij een zowel embryo als een foetus werken de hersenen, spieren, hart en bloedvaten al.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Vanaf welke week heet een ongeboren kind een foetus i.p.v. embryo?
A
Week 7
B
Week 8
C
Week 12
D
Week 14

Slide 20 - Quiz


nr. 5
A
placenta
B
vruchtwater
C
vruchtvlies
D
baarmoedervocht

Slide 21 - Quiz

Vruchtwater
Baarmoeder
Navelstreng
Placenta

Slide 22 - Drag question

Verplaatsen van de organen

Slide 23 - Slide

Geboorte

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

3 fasen
De geboorte bestaat uit 3 fasen:

- De ontsluiting
- De uitdrijving
- De nageboorte

Slide 26 - Slide

De ontsluiting
  • De bevalling begint met weeën
  • Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand. 
  • Door de weeën wordt de onderkant van de baarmoeder wijder.
  • Dat heet ontsluiting.
  • Tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen. 
  • Vruchtwater vloeit via de vagina weg.
  • De ontsluiting moet groot genoeg zijn om het hoofdje erdoor te laten. 

Slide 27 - Slide

De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger. 
De spieren in de buikwand gaan zich nu ook samentrekken. 
Door de persweeën wordt het kindje naar buiten geperst. 
Dit heet uitdrijving.
De uitdrijving kan een paar seconden duren, maar ook een paar uur. 

Slide 28 - Slide

Bij de baby
  • Eerst worden restjes slijm uit de mond van de baby gehaald zodat hij/zij goed kan ademhalen. 
  • Dan wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. 
  • De baby begint meteen te huilen. Dat is prima! dan is de ademhaling goed op gang gekomen. 

Slide 29 - Slide

fase 3: de nageboorte
Na de uitdrijving is het kindje wel geboren, maar de bevalling is nog niet helemaal klaar.
Er moeten nog 3 delen uitgedreven worden. 
de placenta - de vruchtvliezen - de rest van de navelstreng
Dit noemen we de nageboorte.
Deze komt ongeveer 15 minuten na de geboorte van het kindje. 

Slide 30 - Slide

Na de geboorte

Slide 31 - Slide

De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af. 
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik. 
Dit is de navel.

Slide 32 - Slide

normale ligging
(hoofdje komt eerst) 

stuitligging
(kontje of voetjes van baby komen eerst) 

Slide 33 - Slide

Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?
Innesteling
Embryo
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 34 - Drag question

Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

Slide 35 - Drag question

Welke organen worden tijdens de embryonale fase volledig ontwikkeld? Kijk weer naar de afbeelding van een paar slides terug. Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
Hart
B
Tanden
C
Armen
D
Oren

Slide 36 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de ontsluiting?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten

Slide 37 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de uitdrijving?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten

Slide 38 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de nageboorte?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten

Slide 39 - Quiz