Al die paleizen, de feesten, de kleren – wie betaalde dat? Dat deed de
derde stand: de burgers, ambachtslieden, winkeliers en boeren. Samen waren zij de grootste groep.
Zij betaalden belasting, heel veel belasting. De eerste en tweede stand – de geestelijken, de adel, de ministers en de koning – hoefden geen belasting te betalen.