H3.2 De opkomst van het nationaalsocialisme

H3.2 De opkomst van het nationaalsocialisme

opdrachten 1 t/m 10
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

H3.2 De opkomst van het nationaalsocialisme

opdrachten 1 t/m 10

Slide 1 - Slide

Opdracht 1a
Vul de juiste woorden in.
De politieke partij van Adolf Hitler heette afgekort ........ 
De aanhangers van deze partij heetten kortweg ........
De politieke stroming waartoe deze partij hoort, heet het....
  • NSDAP
  • Nazi's
  • Nationaalsocialisme

Slide 2 - Slide

Opdracht 1b
De kopjes in leertekst A geven vier
kenmerken van het nationaalsocialisme aan.
Onderstreep in de tekst onder elk kopje maximaal twee zinnen die elk kenmerk het beste omschrijven.

Slide 3 - Slide

Opdracht 1b
De kopjes in leertekst A geven vier
kenmerken van het nationaalsocialisme aan.
Onderstreep in de tekst onder elk kopje maximaal twee zinnen die elk kenmerk het beste omschrijven.

Slide 4 - Slide

Opdracht 2
a. Wat is nationalisme?
  • Trots zijn op je eigen land, volk en cultuur.

b. Waarom wordt Hitler ‘extreem nationalistisch’ genoemd?
  • Hitler is niet alleen trots op het Duitse volk, maar vindt het Duitse volk beter dan andere volken.

Slide 5 - Slide

Opdracht 3a
Leg uit waarom dit schilderij een goed voorbeeld is van persoonsverheerlijking. Een deel van het antwoord is gegeven.
Bij persoonsverheerlijking 
  • wordt iemand als een soort god vereerd.
Dat zie je op dit schilderij, want 
  • Hitler is groot afgebeeld met een grote aanhang op de achtergrond en tussen de donkere wolken door vallen lichtstralen precies op Hitler.

Slide 6 - Slide

Opdracht 3b
Leg uit waarom dit schilderij een goed voorbeeld is van militarisme. Formuleer nu zelf het hele antwoord.

  • Militarisme betekent het verheerlijken van oorlog en geweld. Dat zie je op dit schilderij, want Hitler en zijn aanhangers zijn gekleed als soldaten.

Slide 7 - Slide

Opdracht 4
Leg uit dat bron 2 past bij de ideeën van
de nationaalsocialisten. Doe dat door in
enkele zinnen de betekenis van de begrippen
dolkstootlegende en antisemitisme in een juiste
historische samenhang te plaatsen.
Doe het zo:
1/3

Slide 8 - Slide

Opdracht 4
In de bron zie je dat 
  • een Jood een Duitse soldaat met een dolk in de rug steekt.
Dat past bij het antisemitisme van de nazi’s, want
  • de tekenaar laat Joden zien als verraders van het Duitse leger en geeft Joden de schuld van het verlies van de oorlog.
2/3

Slide 9 - Slide

Opdracht 4
Dat past bij de dolkstootlegende waarin de nazi’s geloofden, want 
  • volgens de tekenaar heeft Duitsland de oorlog verloren doordat het leger verraden werd.
2/3

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Opdracht 5a
In 1923 pleegde Hitler een staatsgreep. Wat betekent dat?
  • Dat betekent dat hij op onwettige wijze en met geweld de macht probeerde te grijpen.

Slide 12 - Slide

Opdracht 5b
Om welke reden probeerde Hitler juist in 1923 een staatsgreep te plegen?
  • De bezetting van het Ruhrgebied (door o.a. Frankrijk) en de hoge inflatie waren redenen. Er was grote armoede en ontevredenheid. Hitler hoopte van veel mensen steun te krijgen.

Slide 13 - Slide

Opdracht 6a
Na 1929 groeide de populariteit van de NSDAP snel.
Wat was daarvoor een economische oorzaak?
  • Duitsland werd hard getroffen door de economische crisis: er was grote werkloosheid.

Slide 14 - Slide

Opdracht 6b
Wat was daarvoor een politieke oorzaak?
  1. De politieke partijen konden de economische problemen niet oplossen. 
  2. Er kwam steeds weer een andere regering.

Slide 15 - Slide

Opdracht 7a
In 1933 brandde het Duitse parlementsgebouw af.
Noem twee maatregelen die Hitler daarna nam.
  1. Hij beperkte grondrechten, zoals persvrijheid en vrijheid van vereniging.
  2. Hij liet communisten oppakken en hij verbood hun partij en hun krant.

Slide 16 - Slide

Opdracht 7b
Maak de zinnen kloppend.
De communisten / nazi’s kregen de schuld van de brand. Zij mochten daarom wel / niet meedoen aan de verkiezingen in 1933. Verder besloot Hitler kranten van politieke tegenstanders wel / niet te verbieden. De NSDAP haalde bij deze verkiezingen wel een / geen meerderheid.

Slide 17 - Slide

Opdracht 7c
Door welk besluit van het parlement werd Duitsland een dictatuur?
  • Het parlement stemde in met een (Machtigings-)wet waardoor Hitler alle macht kreeg.

Slide 18 - Slide

Opdracht 8a
Maak de zinnen kloppend.
In een democratie bestaan wel / geen verschillende meningen en is discussie wel eengeen middel om tot besluiten te komen.


Slide 19 - Slide

Opdracht 8b
Bij vraag a staan twee kenmerken van een democratie. Wat vonden nazi’s daar verkeerd aan?
  1. Verschillende meningen zouden leiden tot verdeeldheid onder het volk. 
  2. Ook loste al dat gepraat de problemen te langzaam of niet op.
2/3

Slide 20 - Slide

Opdracht 9
Leg uit dat de situatie in de bron niet past bij democratische verkiezingen.
  1. Vóór het stemlokaal staat een lid van een nazi-knokploeg; dat kan bedreigend zijn. 
  2. Er wordt vlak bij het stemlokaal reclame gemaakt voor één partij.

Slide 21 - Slide

Opdracht 10
In 1929 veranderde er in Duitsland veel door de economische crisis.
➔ Bij welke twee zaken was in 1929 sprake van continuïteit?
A De bestuursvorm van Duitsland.
B De populariteit van de NSDAP.
C Het aantal werklozen.
D Het Dawesplan.
E Het Verdrag van Versailles.

Slide 22 - Slide

Aan de slag met..
H3.2 | De Opkomst van het nationaalsocialisme
opdrachten 11 t/m 15

H3.3 | Nazi-Duitsland en het buitenland
Opdrachten 1 t/m 6

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Opdracht 11a
Wat past niet bij een totalitaire staat?
A Censuur in kranten.
B Concentratiekampen.
C Dictatuur door een kleine groep.
D Onafhankelijke rechtspraak.
  • D Onafhankelijke rechtspraak.

Slide 25 - Slide

Opdracht 11b
Maak de juiste combinaties.
A Geheime politie   1 Gestapo
B Knokploeg             2 NSDAP
C Nazi-soldaten       3 SA
D Politieke partij     4 SS
  • A = 1; B = 3; C = 4; D = 2

Slide 26 - Slide

Opdracht 12
Gebruik bron 4 en 5, en leertekst A.
Bij welk kenmerk van het nationaalsocialisme past elke bron?
Bron 4 past bij 
  • militairisme
Bron 5 past bij
  • antisemitisme

Slide 27 - Slide

Opdracht 13a
Leg uit dat de Hitlerjugend een voorbeeld is van gelijkschakeling en indoctrinatie. Een deel van het antwoord is gegeven.
Dat is een voorbeeld van gelijkschakeling, want 
  • er was nog maar één jeugdorganisatie toegestaan: de Hitlerjugend, die nationaalsocialistisch was.
1/2

Slide 28 - Slide

Opdracht 13a
Dat is ook een voorbeeld van indoctrinatie, want
  • bij de Hitlerjugend leerden jongens alléén nationaalsocialistische ideeën, bijvoorbeeld dat strijd en oorlog goed waren (militarisme).
2/2

Slide 29 - Slide

Opdracht 13b
Leg uit dat bron 5 een voorbeeld is van terreur. Formuleer nu zelf het hele antwoord.
  • Bron 5 is een voorbeeld van terreur, want er is de dreiging van geweld door de aanwezigheid van een SS’er. Protest tegen het antisemitische bord zou kunnen leiden tot geweld.

Slide 30 - Slide

Opdracht 14
Gebruik bron 6. Maak de zinnen kloppend.
In 1938 was de sociaaldemocratische vakbond in Duitsland nog toegestaan / verboden. Dat past bij gelijkschakeling / indoctrinatie. Volgens de bron vertrouwen / wantrouwen mensen in Duitsland elkaar. Dat is een gevolg van censuur / terreur.

Slide 31 - Slide

Gebruik nogmaals bron 6.
Stel, je doet onderzoek naar het dagelijks leven van arbeiders in Duitsland tussen 1933 en 1939, en je vindt deze bron.
➔ Geef een argument waaruit blijkt dat de bron bruikbaar is voor je onderzoek.
➔ Geef ook een argument waaruit blijkt dat de bron minder betrouwbaar is voor je onderzoek.
Doe het zo:
De bron is bruikbaar, omdat 
  • de bron een beschrijving geeft van het leven van Duitse arbeiders in 1938, waarnaar je onderzoek doet.
Opdracht 15
1/2

Slide 32 - Slide

Gebruik nogmaals bron 6.
Stel, je doet onderzoek naar het dagelijks leven van arbeiders in Duitsland tussen 1933 en 1939, en je vindt deze bron.
➔ Geef een argument waaruit blijkt dat de bron bruikbaar is voor je onderzoek.
➔ Geef ook een argument waaruit blijkt dat de bron minder betrouwbaar is voor je onderzoek.
Doe het zo:
De bron is minder betrouwbaar, omdat 
  • de bron gemaakt is door tegenstanders van Hitler, die daarom de zaken misschien negatiever voorstelden dan deze in werkelijkheid waren.
Opdracht 15
1/2

Slide 33 - Slide

Huiswerk
H3.3 | Nazi-Duitsland en het buitenland
Opdrachten 1 t/m 6

H3.3 | Nazi-Duitsland en het buitenland
Opdrachten 7 t/m 15

Slide 34 - Slide