Thema 4 formatieve toets basisstof 4.1 t/m 4.4 1 lesuur

1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zaadleider
Urineblaas
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Penis
Bijbal
Zaadbal
Balzak
Urinebuis
Eikel
Voorhuid

Slide 2 - Drag question

Sperma bestaat uit:
A
Zaadcellen
B
Zaadcellen en een beetje urine
C
Zaadcellen en vocht
D
Zaadcellen en slijm

Slide 3 - Quiz

Wat is de functie van de eileider
A
De eileiders maken eicellen
B
De eileiders vervoeren eicellen naar de baarmoeder
C
In de eileiders groeit een embryo
D
Dit is de ingang naar de baarmoeder

Slide 4 - Quiz

Hoe lang blijft een eicel leven?
A
14 dagen
B
28 dagen
C
12 - 24 uur
D
0 - 12 uur

Slide 5 - Quiz

Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 6 - Quiz

Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:




a. Terwijl een eicel rijpt, wordt het _____________ steeds dikker.

b. Dan vindt de  _____________ plaats.

c. De  _____________ sterft als hij niet bevrucht wordt.

d. Dan breekt het  _____________ af.

e. Dat heet  _____________ of  _____________

De hele periode van de ene menstruatie tot de volgende menstruatie heet:  ________
baarmoederslijmvlies
eisprong
eicel
baarmoederslijmvlies
menstruatie
ongesteld
menstruatiecyclus


Slide 7 - Drag question

Wat is innesteling
A
Bevruchting: samensmelten van de eicel en zaadcel
B
Wanneer de eisprong heeft plaats gevonden en de eicel naar de baarmoeder gaat
C
Bolletje cellen die zich vastzet in het baarmoederslijmvlies
D
Wanneer het embryo duidelijke kenmerken begint te vertonen

Slide 8 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
Innesteling
Bevruchte eicel deelt zich
Bevruchting
Ovulatie
Bolletje cellen

Slide 9 - Drag question

timer
1:30
Eierstok
Baarmoeder
Baarmoedermond
Eileider
Vagina

Slide 10 - Drag question

Hoe noem je een ongeboren kind van 8 weken?
A
Foetus
B
Eicel
C
Embryo
D
Geen van allen

Slide 11 - Quiz

Sleep de onderstaande secundaire geslachtskenmerken naar het juiste vak hierboven.
Secundaire geslachtskenmerken
jongen
Secundaire geslachtskenmerken
beiden
Secundaire geslachtskenmerken
meisje
Borsten
Groeispurt
Baard in de keel
Bredere heupen
Okselhaar
Gespierdere lichaamsbouw
Actiever worden zweetklieren
Gezichtsbeharing
Volgroeien schaamlippen

Slide 12 - Drag question

Welke van de twee is groter?
A
Zaadcel
B
Eicel

Slide 13 - Quiz

Welke twee letters geven organen aan die zaadvocht maken?
A
P en Q
B
P en R
C
R en Q

Slide 14 - Quiz

De bijballen maken zaadcellen
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Waar vindt bevruchting plaats?
A
In de baarmoeder
B
In de eierstok
C
In de eileider
D
In de vagina

Slide 16 - Quiz

Wat is de rode kleur?
A
Eisprong/Ovulatie
B
Menstruatie
C
Vruchtbare periode
D
Menstruatiecyclus

Slide 17 - Quiz

Wat is de donker groene kleur?
A
Eisprong/Ovulatie
B
Menstruatie
C
Vruchtbare periode
D
Menstruatiecyclus

Slide 18 - Quiz

Als je zwanger bent wordt je nog steeds ongesteld
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Baarmoeder
B
Embryo
C
Eierstokken
D
Placenta

Slide 20 - Quiz

Waar dient vruchtwater voor?
A
Voeding voor de baby
B
Het is een bijproduct, het heeft geen nut
C
Daar wordt het bloed gezuiverd
D
Ter bescherming van de baby

Slide 21 - Quiz

eisprong
eicel rijping
innesteling
celdeling
bevruchting

Slide 22 - Drag question

Zet de nummers bij het juiste onderdeel.
placenta
foetus
vruchtwater
navelstreng
1
2
3
4

Slide 23 - Drag question