Formatieve toets 2M2 cha 1

Formatieve oefentoets chapitre 1 
Programma van deze les
1. Phrases clés chapitre 1 oefenen
2. Grammatica oefen

Lesdoel:
Je beheerst de grammatica en de phrases cles van chapitre 1 
1 / 49
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formatieve oefentoets chapitre 1 
Programma van deze les
1. Phrases clés chapitre 1 oefenen
2. Grammatica oefen

Lesdoel:
Je beheerst de grammatica en de phrases cles van chapitre 1 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Mets les mots dans le bon ordre
  1. as-cet-été-tu- où- été ?
  2. ai-Angeleterre-en- été- j'
  3. a- fait- il - beau?
  4. a fait 25 degrés- oui-il

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Traduis : Oui, c’est vrai
(denk aan hoofdletter en komma)

Slide 5 - Open question

la dispute =

Slide 6 - Open question

hoe zeg je 'in Engeland'?
A
à Angleterre
B
en Angleterre
C
aux Angleterre
D
au Angleterre

Slide 7 - Quiz

Hij is in Frankrijk geweest.
A
Il a été en France
B
Il a eu en France
C
Ils ont été en France
D
elle a été en France

Slide 8 - Quiz

in Frankrijk
A
en France
B
au France
C
à France

Slide 9 - Quiz

in Nederland =
A
au Pays-Bas
B
aux Pays-Bas
C
à Pays-Bas
D
dans les Pays-Bas

Slide 10 - Quiz

Ben je Nederlands?
A
Je suis hollandais?
B
Tu es anglais?
C
Tu es hollandais?
D
tu as hollandais?

Slide 11 - Quiz

Nederland
A
la Hollande
B
les Pays-Bas
C
le Hollande
D
le Pays-Bas

Slide 12 - Quiz

arriver =

Slide 13 - Open question

il fait chaud =

Slide 14 - Open question

faire les magasins =

Slide 15 - Open question

Vertaal: Ik wil het kasteel zien.
(denk aan hoofdletter en punt)

Slide 16 - Open question

Vertaal de zinnen naar het Frans: Ik heb Nice Bezocht.
(denk aan hoofdletter en punt)

Slide 17 - Open question

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 18 - Quiz

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je regarde
Il parle
Ils ont parlé
Nous avons regardé
J'ai sauté
Nous sautons
Vous fermez
Vous avez fermé

Slide 19 - Drag question

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord.
avoir
acheter
habiter
faire
être
oublier
été
habité
fait
oublié
eu
acheté

Slide 20 - Drag question

Il ... mangé une pomme.
A
as
B
avons
C
a
D
ai

Slide 21 - Quiz

J'... eu une bonne note.
A
ont
B
a
C
as
D
ai

Slide 22 - Quiz

Nous ... été à Paris.
A
avons
B
avez
C
ont
D
as

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... habité à Zwaag.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 24 - Quiz

Vous (parler)
........... ................
A
avons parlé
B
êtes parlé
C
avez parlé
D
avez parler

Slide 25 - Quiz

Ils (avoir)
A
sont eu
B
a eu
C
ont eu
D
ai eu

Slide 26 - Quiz

rencontrer (elle)
A
ai rencontré
B
a rencontré
C
as rencontrée
D
a rencontrée

Slide 27 - Quiz

Ma mère a ... des fleurs. (avoir)

Slide 28 - Open question

Vous avez ... du tennis. (faire)

Slide 29 - Open question

Tu as ... en vacances. (être)

Slide 30 - Open question

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous avons ... un film. (regarder)

Slide 31 - Open question

Vous ... aux Pays-Bas. (être)

Slide 32 - Open question

Il ... un cadeau. (donner)

Slide 33 - Open question

Tu ... des bonnes vacances. (avoir)

Slide 34 - Open question

Nous ... nos devoirs. (faire)

Slide 35 - Open question

Klopt de passé composé in de zin?
Vous avez eu des cadeaux.
A
B

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Slide

Let op! 
Als het woord begint met klinker op stomme h
Altijd mannelijke vorm pakken

Mon hôtel
Ton aventure
Son arbre 

Slide 38 - Slide

(mijn) ....... garçon
A
mon
B
ton
C
ma
D
ta

Slide 39 - Quiz

(jullie) .......... fille
A
notre
B
nos
C
votre
D
vos

Slide 40 - Quiz

(hun) ........ gares
A
votre
B
vos
C
leurs
D
leur

Slide 41 - Quiz

(jouw) ......... voyage

Slide 42 - Open question

(zijn) .......... train

Slide 43 - Open question

(onze)......... liberté

Slide 44 - Open question

Hoe antwoord je op de volgende vraag ( maak gebruik van een bezittelijk voornaamwoord) : 
C'est ton stylo?

Slide 45 - Slide

Je bent nu klaar met de grammatica. Je hebt een los blaadje gekregen. Hierop schrijf je onderstaand  dialoogje.
Vergeet je naam niet op het blaadje te zetten!

Slide 46 - Slide

Les phrases clés: Traduisez vertaal de zinnen op het losse blaadje
1 Wat heb je gedaan deze zomer?
2 Ik ben naar België geweest met mijn ouders.
3. Hoe was het?
4. Het was geweldig.
5. Hebben jullie gekampeerd?
6. Nee wij hebben niet gekampeerd.
7 Wij zijn naar een hotel geweest.
8. Heb je Frans gesproken?
9 Ja ik heb nu veel Franse vrienden..

Slide 47 - Slide

Continuez votre travail! 
 Blijf oefenen op Quizlet of Slim Stampen

Heb je nog vragen over de stof stel ze dan vooral!


Slide 48 - Slide

Morgen
Eindtoets chapitre 1



Bonne chance!

Slide 49 - Slide