- Who/that bij personen
- Which/that bij dieren en dingen
- Whose geeft bezit aan (van wie)
Voorbeelden:
The teacher whose calculator I stole is my maths teacher.
The singer who/that gave the show is very impressive
The food which/that was left on the counter was eaten by the cat.
Je past de zinnen soms aan, veranderd de volgorde en voegt dus een woord toe als je de opdrachten in NuEngels doet!