What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
(WEEK16) ALL Grammar
Hi 2B1!
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
30 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hi 2B1!
Slide 1 - Slide
THIS CLASS:
HERHALING GRAMMATICA HS 5
(ALLEEN DE STOF, GEEN OEFENINGEN)
Slide 2 - Slide
5.1 & 5.2
Bijvoeglijk naamwoorden & Bijwoorden
Slide 3 - Slide
Adjectives
Dichtbij Verweg
Enkelvoud This That
Meervoud These Those
Een
bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een
zelfstandig naamwoord
.
the
beautiful
girl
beautiful
is dan het bijvoeglijk nmw., want het zegt iets over het meisje /
girl
.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Adverbs
Dichtbij Verweg
Enkelvoud This That
Meervoud These Those
Een
bijwoord
zegt iets over een
werkwoord
.
Dit geeft antwoord op de vraag
hoe?
The girl
sings
beautifully
.
Hoe zingt ze?
beautifully
.
Dit is dus een bijwoord.
Slide 6 - Slide
Adverbs
Dichtbij Verweg
Enkelvoud This That
Meervoud These Those
Een
bijwoord
kan ook iets zeggen over een
bijvoeglijk naamwoord
(wat iets zegt over een
zelfstandig naamwoord
).
The
girl
is
extremely
beautiful
.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Bijwoorden
Dichtbij Verweg
Enkelvoud This That
Meervoud These Those
In een Engelse zin plaats je een
bijwoord
:
-
ná
een vorm van
to be
, zoals
am
,
is
of
are
Bijvoorbeeld: You
are
never
late.
-
vóór
elk ander
werkwoord
Bijvoorbeeld: I
really
like
Christmas.
-
vóór
een
bijvoeglijk naamwoord
Bijvoorbeeld: You are
really
pretty
.
Slide 11 - Slide
5.3
Vergelijkingen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
5.4
Present Perfect & Past Simple
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
How do you form the Past Simple?
+
I
played
soccer yesterday.
-
I
did not (didn't) play
soccer yesterday.
? Did
you
play
soccer yesterday?
werkwoord + ed
OF
2e rijtje
did + not + werkwoord
Did + werkwoord
Slide 16 - Slide
Past Simple
of
Present Perfect
Ga opzoek naar signaalwoorden!
Slide 17 - Slide
5.5
Gerund
Slide 18 - Slide
Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they
have
to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.
5.5
Gerund
ING-vorm
De
gerund
is een
ing-vorm
van een woord.
Gaming
is fun!
I love
singing
.
I am good at
playing
soccer.
Slide 19 - Slide
Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they
have
to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.
5.5
Gerund
ING-vorm
Je gebruikt deze vorm in 3 situaties:
Gaming
is fun!
I love
singing
.
I am good at
playing
soccer.
> Als
onderwerp
van een zin.
> Na bepaalde
werkwoorden
.
> Na
voorzetsels
.
Slide 20 - Slide
Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they
have
to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.
5.5
Gerund
ING-vorm
I
love
singing
.
De
gerund
gebruik je na de volgende werkwoorden:
- love - enjoy - begin - end
- hate - like - start - finish
Slide 21 - Slide
Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they
have
to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.
5.5
Gerund
ING-vorm
I am good
at
playing
soccer.
De
gerund
gebruik je na voorzetsels, zoals:
- at - of - with - to
- after - about - in - from
- by - on - for - like
Slide 22 - Slide
5.6
Betrekkelijke voornaamwoorden
Slide 23 - Slide
BETREKKELIJKE VNW.
WHO - WHICH - THAT
in het Nederlands
die
en
dat
hebben als functie om zinsdelen aan elkaar te plakken tot één lange zin.
Slide 24 - Slide
WHO
bij personen
I play tennis with Bart. Bart lives in Amsterdam.
I play tennis with Bart, who lives in Amsterdam.
Je kijkt naar het woord ervoor.
In dit geval
Bart
en dat is een
persoon
, dus
who
.
Slide 25 - Slide
WHICH
bij dingen
(en dieren)
I play tennis. Tennis is my favourite sport.
I play tennis, which is my favourite sport.
Je kijkt naar het woord ervoor.
In dit geval
tennis
en dat is een
ding
, dus
which
.
Slide 26 - Slide
THAT
bij personen en bij dingen,
als er geen komma voor staat
English is a subject. I never understand English.
English is a subject that / which I never understand.
Je kijkt naar het woord ervoor.
In dit geval
subject
en dat is een
ding
, er staat ook geen komma, dus zowel
that
als
which
zijn goed.
Slide 27 - Slide
/
Wanneer
WEL
weglaten?
Kijk naar het woord NA de plek waar je een betrekkelijke vnw. moet invullen.
Is het een
zelfstandig naamwoord
? Dan
WEL
.
This is the car ...
I
bought yesterday.
This is the car
that
I bought yesterday.
This is the car
which
I bought yesterday.
Deze zin is correct.
Slide 28 - Slide
/
Wanneer
NIET
weglaten?
Kijk naar het woord NA de plek waar je een betrekkelijke vnw. moet invullen.
Is het een
werkwoord
? Dan
NIET
.
That guy ...
borrowed
you this pen is my boyfriend.
That guy who
borrowed
you this pen is my boyfriend.
That guy that
borrowed
you this pen is my boyfriend.
Deze zin is niet correct.
Slide 29 - Slide
THIS FRIDAY:
Practise Test Unit 5
(Grammar and Vocabulary)
Don't forget on planner WEEK 16!
Slide 30 - Slide
More lessons like this
Unit 4 lesson 4
March 2022
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Gerund 2KM Maart 2023
March 2023
- Lesson with
11 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
3 B gerund
February 2023
- Lesson with
14 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Gerund 3GT
March 2024
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
(WEEK16) ALL Grammar
April 2020
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
(WEEK 13, 24-03) Gerund, Could(n't), To be allowed to
March 2020
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
3 A Gerund
May 2020
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
(WEEK16) ALL Grammar
June 2021
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2