comarative and superlative

1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Comparatives and superlatives
Trappen van vergelijking
- Comparative: vergrotende trap
- Superlative: overtreffende trap
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 3 - Slide

Comparatives and superlatives
Woorden van 1 lettergreep:
- Comparative: -er
- Superlative: -est
old
older
oldest

Slide 4 - Slide

Comparatives and superlatives
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Comparative: more
- Superlative: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 5 - Slide

Comparatives and superlatives
1.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e,
gebruik dan -r en -st.
large
larger
largest
Spellingsregels:

2.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op medeklinker + y,
gebruik dan -ier en -iest.
happy
happier
happiest

Slide 6 - Slide

Comparatives and superlatives
hot
hotter
hottest
Spellingsregels:

3.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker (a, e, i, o, u)
+ 1 medeklinker, medeklinker verdubbelen
big
bigger
biggest

Slide 7 - Slide

Comparatives and superlatives
good/well
better
best
Uitzonderingen (uit je hoofd leren!)
bad/ill
worse
worst
much/many
little
more
less
most
least

Slide 8 - Slide

Who is the (rich) ......... woman on earth?

Slide 9 - Open question

Who is the (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
goodest
D
best

Slide 10 - Quiz

This car is ___ than my brother's car.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de comparative/superlative van "happy"?
A
happier - happiest
B
happyer - happyest
C
happyr - happyst

Slide 12 - Quiz

Geef jezelf een cijfer van 1-10 in hoeverre je dit hebt begrepen.

Slide 13 - Open question