This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
Nederlands
werkwoordspelling
Nodig: - laptop
- werkboekje
Slide 1 - Slide
Lesprogramma
Herhaling met oefeningen in lessonup
Uitleg spelling infinitief en Engelse werkwoorden
Zelf verder oefenen
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les zijn de volgende doelen behaald:
We oefenen verder met pvtt, pvtt en vd.
Je kent de regels voor het schrijven van Engelse werkwoorden (leenwoorden) en de infinitief (hele werkwoord).
Slide 3 - Slide
1 Mij (worden) altijd gevraagd waarom ik met hem heb gecorrespondeerd. 2 Weet u welk beleggingsfonds het hoogste rendement (behalen)? 3 Jij wordt wel erg (beïnvloeden) door zijn gedrag. 4 Als Amerikaan werd hij (deporteren) naar onbekend Cambodja. 5 Jouw fout is dat je te weinig (communiceren). 6 Ik heb nog nooit (stagediven).
Slide 4 - Open question
Soorten werkwoorden
Persoonsvorm Ik loop altijd naar school.
Voltooid deelwoord Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
Hele werkwoord/infinitief Wij willen daar graaglopen.
Onvoltooid deelwoord Lopend ging hij naar zijn werk.
Hele werkwoord/infinitief Wij willen daar graag lopen.
Gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Hij werkt aan de lopende band.
Slide 5 - Slide
Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp (EV/MV) en kan in zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd staan.
Je vindt de persoonsvorm door:
De tijdproef uit te voeren (verander de tijd)
De getalproef uit te voeren (verander het getal van het onderwerp) Het werkwoord dat je moet aanpassen om de zinnen correct te maken, is de persoonsvorm.
De vraagproef uit te voeren. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm.
Slide 6 - Slide
Benoem de persoonsvorm(en) van onderstaande zinnen: 1. Onze buurvrouw verbouwt haar huis zelf. 2. Vind jij het ook jammer, dat het weer zo verandert? 3. De gastheer van het restaurant heette de klanten welkom.
Slide 7 - Open question
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is het werkwoord dat aangeeft dat iets is afgelopen.
Je herkent het voltooid deelwoord aan:
Omdat je de PV al uit de zin hebt gehaald, weet je dat de andere vervoegde werkwoorden voltooid deelwoorden zijn.
De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
Er staat ge-, be-, ont- of ver- voor het werkwoord.
Het werkwoord geeft aan dat iets/het is afgelopen.
Slide 8 - Slide
Benoem de voltooid deelwoorden uit de onderstaande zinnen: 1. Raad eens wat er vandaag is gebeurd. 2. Ik heb de beschimmelde kaas maar weggegooid. 3. Waarom heb jij die gele aansteker niet bewaard?
Slide 9 - Open question
Infinitief
Een infinitief is een werkwoordsvorm waarin het werkwoord zich niet heeft aangepast aan het getal of de tijd van de zin. Het hele werkwoord is het infinitief.
Je herkent een infinitief doordat:
Je de PV al uit de zin hebt gehaald.
Het is het hele werkwoord (de wij-vorm).
Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.
Slide 10 - Slide
Benoem de infinitieven uit de onderstaande zinnen: 1. Wat willen jullie later worden? 2. Mees heeft dat altijd al willen hebben. 3. Wij zijn van plan om te gaan fietsen.
Slide 11 - Open question
Persoonsvorm VT
Twee soorten werkwoorden:
Klankveranderende werkwoorden De onregelmatige werkwoorden moet je kennen. Er komt in de verleden tijd nooit meer een -t of -d achter!
Werkwoorden +te(n) of + de(n)
Bij regelmatige werkwoorden moet je bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden. Gebruik daarvoor 't ex Kofschip.
Slide 12 - Slide
Persoonsvorm VT
Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 't ex kofschip.
't ex kofschip is eigenlijk een trucje om de stemloze medeklinkers te kunnen onthouden.
Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't ex kofschip?
wel > ik-vorm + te(n)
niet > ik-vorm + de(n)
Slide 13 - Slide
Vul bij iedere zin de juiste vorm van de persoonsvorm in verleden tijd in:
1. Mijn ouders ............................. (wachten) gisteren twee uur voordat zij naar binnen ............................. (mogen). 2. Hij ............................. (fronsen) zijn wenkbrauwen toen zij zo ............................. (binnenkomen). 3. Sanne en Daan ............................. (plonzen) gelijk in het water toen ze bij het zwembad ................... (arriveren).
Slide 14 - Open question
Voltooid deelwoord
Twee soorten werkwoorden:
Klankveranderende werkwoorden (sterke werkwoorden). Deze moet je kennen.
Voltooid deelwoord op -t of -d (zwakke werkwoorden).Om te bepalen of er een -t of -d achter het werkwoord staat, maak je het woord langer, of gebruik je 't ex kofschip. Je kan ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord.
Slide 15 - Slide
Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:
1. Wij zijn gisteren ................................ (bellen) door de directeur. 2. Je bent in elk geval goed ................................ (verzekeren)! 3. Hoe is het mogelijk dat jij wel je cijfer hebt ................................ (krijgen)?
Slide 16 - Open question
Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse werkwoorden! Je gebruikt dus dezelfde regels.
Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm:
paintball, delete, race (vanwege de uitspraak) scoor, promoot -(vanwege de o-klank)
In de verleden tijd telt de eind s-klank van (bijvoorbeeld) speech, als een s.
Slide 17 - Slide
Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden.
Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.
Let op: Bij saven, timen en daten eindigt de ik-vorm op -e.
We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.
Slide 18 - Slide
Engelse werkwoorden
Een dubbele medeklinker aan het eind van de ik-vorm vervalt, tenzij deze de uitspraak helpt.
De leerling ... het document gisteren op haar Chromebook. (saven)
A
savde
B
savede
C
savete
D
savte
Slide 20 - Quiz
Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save
De v van save zit niet in het 'T eX KoFSCHiP
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den
Ik save Ik savede Ik heb gesaved
Hij savet Wij saveden
Slide 21 - Slide
Bij de meeste werkwoorden werkt het dus hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.
Slide 22 - Slide
maar..... let op goed de uitspraak -n
Slide 23 - Slide
Vul bij iedere zin de juiste vorm van het werkwoord in:
1. Peter ................................... (scrollen) door zijn e-mails. 2. Voor dat project ................................... (researchen) ik vorige week in de databank. 3. Maxime................................... (stressen, vt) flink na zijn toets. 4. Heb jij vorige week ook ................................... (flyeren)? 5. Mijn moeder ................................... (recyclen) alles.
Slide 24 - Open question
Afsluiter
Huiswerk: - Nakijken: opdracht 1, 10 en 11 uit het werkboekje (lever je nakijkblad weer in) - Maken: opdracht 15
De volgende les: - Herhaling - Werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord