M&M 3.4 omgaan met verschillen

Wat is typisch Nederlands eten?

1 / 17

Slide 1: Slide

Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat is typisch Nederlands eten?

Slide 1 - Slide

Pannenkoeken?

Slide 2 - Slide

Stamppot?

Slide 3 - Slide

Patatje oorlog?

Slide 4 - Slide

Babi pangang?

Slide 5 - Slide

Leerdoelen

Aan het eind van deze les:

Weet je dat bepaalde symbolen, helden en rituelen kenmerkend zijn voor een cultuur.
Kun je voorbeelden geven van waarden en normen.
Kun je voorbeelden geven van feiten en meningen en kun je een standpunt onderbouwen met argumenten.
Kun je voorbeelden geven van vooroordelen en herken je eigen vooroordelen.

Slide 6 - Slide

Symbolen

Woorden, gebaren, tekeningen en voorwerpen met een speciale betekenis noem je symbolen. Ze horen bij een cultuur.

Slide 7 - Slide

Rituelen

Bij een cultuur horen ook allerlei belangrijke handelingen. Zo’n handeling die in een cultuur belangrijk is, noem je een ritueel.

Slide 8 - Slide

Helden

Verder zijn er in elke cultuur personen waar een deel van de mensen waardering voor heeft.

Een figuur of persoon met eigenschappen die gewaardeerd worden, noem je een held.

Slide 9 - Slide

Wie is voor jou een held?

En waarom is die persoon een held?

Slide 10 - Slide

Normen en waarden

Waarden = dingen die een persoon belangrijk vindt.
Bijvoorbeeld: eerlijkheid, gelijkheid, stiptheid

Normen = dingen die een persoon normaal vindt dankzij zijn waarden.
Bijvoorbeeld: niet liegen, niet discrimineren, op tijd komen.

Slide 11 - Slide

Feiten en meningen

Feiten = iets waarvan je kunt controleren en bewijzen dat het waar is: "Amsterdam is de hoofdstad van Nederland"
Mening/standpunt = wat iemand ergens van vindt: "ik vind dat Doesburg de hoofdstad moet worden"
Argumenten = waarom iemand die mening heeft: "ik vind dat Doesburg de hoofdstad moet worden omdat ik in Doesburg woon"

Slide 12 - Slide

Vooroordelen

Een mening die niet op feiten gebaseerd is

"Belgen zijn dom"
"Nederlanders zijn gierig"
"Duitsers hebben geen humor"
"Buitenlanders zijn eng"
"Mannen luisteren minder goed"
"Vrouwen praten veel"

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken!

Eerst: 5 minuten, individueel in stilte

Daarna: 15 minuten, fluisterend overleggen

20 Minuten

Opdracht:

1 t/m 15

(pp. 116 t/m 121)

Slide 14 - Slide

Checken!

Kan jij mij uitleggen wat:

Een symbool is?
Normen en waarden zijn?
Feiten, meningen en argumenten zijn?
Vooroordelen zijn?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Huiswerk

Voor 10 januari

Opdracht 1 t/m 15