Grammatica 1.7 (zinsdelen) - 2 kgt

Grammatica 1.7 (zinsdelen)

2 kgt
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 1.7 (zinsdelen)

2 kgt

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

Voorbeelzin:

/ De leerlingen / hebben / altijd / hun huiswerk / gemaakt.
 
pv = hebben
wg = hebben gemaakt
o = de leerlingen
lv = hun huiswerk

Lesplanning
- Uitleg theorie grammatica 1.7 + oefeningen
- Maak opdrachten van 1.7

Lesdoel: 
- Je weet hoe je de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in een zin moet benoemen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Morgen moeten we een toets maken.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wanneer hebben we weer vakantie?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Het WG bestaat uit alle werkwoorden in een zin.

Hoort de PV ook bij het WG?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het WG in deze zin?

Je moet altijd je huiswerk maken.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat is het WG in deze zin?

In het weekend slaap ik uit.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Wat is het WG in deze zin?

Hij zit echt te dromen.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is het WG in deze zin?

Hij is aan het slapen.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Hoe vind je het onderwerp (O) van een zin?
A
Zet de zin in een andere tijd
B
Wie of wat + WG + O?
C
Wie of wat + WG?
D
Wie + PV?

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in deze zin?

Dat boek heb ik heel snel uitgelezen.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in deze zin?

De docent is erg blij met zijn mentorklas.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Hoe vind je het lijdend voorwerp (LV) van een zin?
A
Zet de zin in een andere tijd
B
Wie of wat + WG + O?
C
Wie of wat + WG?
D
Wie + PV?

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

De leerling maakt het huiswerk.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik mag morgen het avondeten kiezen.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Lesplanning
- Maak van 1.7, opdr. 5 t/m 8 (blz. 68-69). 
= huiswerk maandag 20 maart

Lesdoel: 
- Je weet hoe je de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in een zin moet benoemen.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions