H7 krachten

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Natuurkunde 

3 h/v

Natuurkunde 3 H/V

Wat gaan we doen?

• Introductie
• Hoe we werken
• Overzicht jaar
• Overzicht Periode A
• Quiz: socrative
  
• Start Kracht & Beweging

Samen werken aan een rustige gezellige sfeer

• We doen vriendelijk tegen elkaar
• Als iemand aan het woord is, ben jij stil.
• Als je een vraag hebt, steek je je vinger op.
• Niet schreeuwen, roepen, hard praten
• Telefoon in telefoontas; Boeken op tafel 
• Tijdens de les niet naar de wc   
• 
  
•    
  

Nooit! 
Geluid uit telefoons  /  Oordopjes in 

Gooien  /  Eten/drinken
Mutsen op  /  Jassen aan  /  Tassen op tafel

Overzicht jaar

• Periode A: intro krachten + Hfd. 1 & 4: Krachten
• Periode B: Hfd. 5: Energie & Duurzaamheid

• ---------------- keuze voor Natuurkunde: ----------------------
• Periode C: Hfd. 3: Elektriciteit
  
• Periode D: Hfd. 6: Licht

Overzicht Periode A

• intro Krachten m.b.v. boek jaar 2: 7.1, 7.2, 7.3, 7.4
• 1.1 Hefbomen gebruiken
• 1.2 Rekenen aan hefbomen
• 1.4 Druk
• 4.1 Kracht en soorten beweging
• 4.2 Arbeid
• 4.3 Veiligheidsmaatregelen in het verkeer
• 4.4 Kracht en snelheidsverandering

Hoofdstuk 7

KRACHTEN

7.1 Krachten herkennen

Lesdoelen

Je kunt:

• de drie effecten van een kracht herkennen;
  
• vier soorten krachten herkennen: spierkracht, veerkracht, zwaartekracht en wrijvingskracht.
• het verschil tussen plastische en elastische vervorming uitleggen

7.1 krachten herkennen

• Hoeveel weet je al?  (7.1 en 7.2)   Test in socrative
• Lezen  blz 222 - 224
• socrative 60% of hoger: Maak B + C opdr. 4, 5, 7, 9, 12, 13
• socrative lager dan 60%: Maak A + B opdr. 1, 2, 4, 5, 9, 12
• Nakijken en verbeteren.  

Krachten herkennen

Krachten kan je niet zien, maar de gevolgen ervan wel. 

Drie effecten:

• de grootte van de snelheid verandert; 
• de richting van de snelheid verandert;
  
• de vorm van een voorwerp verandert.

Soorten krachten

Spierkracht, F_spier

kracht die je met je spieren uitoefent. 

> Bij voetballen geeft de spierkracht de bal een snelheid. 

> Een zeiler gebruikt zijn spierkracht om het zeil op te hijsen.

Veerkracht, F_v

De kracht die een gespannen veer of elastiek uitoefent. 

> Een katapult schiet een steentje weg door de veerkracht. 

Zwaartekracht F_z

De kracht die de aarde uitoefent op voorwerpen. 

Door de zwaartekracht worden dingen naar de aarde toe getrokken.

Wrijvingskracht, F_w

De kracht die de omgeving op een bewegend voorwerp uitoefent. 

> Als je bij het fietsen stopt met trappen, dan kom je door de wrijvingskracht tot stilstand.

elastische vervorming

plastische vervorming

Zelfstandig werken

in stilte

7.1:  Krachten

Lees blz. 222 t/m blz. 224

socrative 60% of hoger: Maak B + C opdr. 4, 5, 7, 9, 12, 13

socrative lager dan 60%: Maak A + B opdr. 1, 2, 4, 5, 9, 12