Toen het in het oosten begon te dagen, zei ze: ‘God, toeverlaat aller mensen, moogt Gij ons nu beschermen. Ik zie dat het licht begint te worden. Als ik niet met u weggegaan was, zou ik nu de klok voor het ochtendgebed geluid hebben, zoals ik vroeger altijd in het+ klooster deed. Ik ben bang dat ik spijt van deze reis zal krijgen. Er is zo weinig trouw in de wereld waartoe ik me toch gewend heb. De wereld lijkt op de onbetrouwbare+ betrouwbare koopman die namaak gouden ringen voor echte verkoopt’.