les 5 Diabetes

1 / 20
next
Slide 1: Slide
helpendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij over Diabetes?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Wie kent er iemand in zijn/haar omgeving met diabetes?
Ja
nee

Slide 3 - Poll

This item has no instructions

Type 1
- 1 op de 10 mensen heeft type 1
- Lichaam (alvleesklier) maakt helemaal zelf geen insuline meer aan.
- Afweersysteem vernielt cellen die insuline aanmaken

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Type 2
-  Ouderdomsdiabetes in de volksmond
- 9 op de 10 mensen
- Lichaam (alvleesklier) maakt gedeeltelijk geen insuline meer         aan.
- Teveel suiker in het bloed.
- Meestal is alleen medicatie voldoende, soms insuline spuiten       noodzakelijk.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welk type diabetes is insulineafhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 6 - Quiz

Type 2 kan meestal nog insuline aanmaken. type 1 helemaal niet meer. 
Een hyper betekent dat iemand een te lage bloedsuiker heeft
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

hyper is hoog
Insuline is:
A
Medicijn
B
Hormoon
C
Voedingsstof
D
Lymfeklier

Slide 8 - Quiz

een hormoon dat je lichaam normaal gesproken zelf aanmaakt. 
Een hypo betekent dat iemand een te hoog bloedglucose heeft
A
Niet waar
B
Waar.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Diabetes type 1 is te genezen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

tot nu toe nog niet. ze zijn bezig met transplantaties van de Eilandjes van Langerhans.
Bij een hypoglykemie zijn de waarden lager dan
A
10 mmol/l
B
6 mmol/l
C
4 mmol/l
D
8 mmol/l

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

In welke vinger mag (liever) niet geprikt worden?
A
duim
B
ringvinger
C
middelvinger
D
pink

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Het hebben van dorst, veel plassen en moeheid is een teken van..?
A
een hypo
B
een hyper

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke bloedsuiker heet het een hyper?
A
tussen 4 en 8
B
tussen 9 en 17
C
tussen 0 en 4
D
tussen 2 en 10

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke antwoorden zijn juist?
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
een hypoglycemie is een lage bloedsuiker
B
een hypoglycemie is een hoge bloedsuiker
C
een hyperglycemie is een hoge bloedsuiker
D
een hyperglycemie is een lage bloedsuiker

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Bij een hypo moet je wat eten/drinken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bij een hyper moet je insuline geven en water drinken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hyper
Bloedsuiker vanaf 10
- veel urineren
- veel dorst hebben en houden
- vermoeid zijn
- plotselinge humeurigheid, snel boos worden
- misselijk zijn of overgeven
- alles voelt vervelend

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hypo
Bloedsuiker onder de 4:
- zweten
- trillen
- duizelig zijn
- plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn
- hoofdpijn
- moe zijn
- hongerig zijn

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions