Do 15 april Grammatica samengestelde zinnen

Zinsontleding
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zinsontleding

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Zinsontleding

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Geef de structuur aan van de zin
- hoofdzin / hoofdzin
- hoofdzin / bijzin
- bijzin / hoofdzin 
- enkelvoudige zin

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zin 
Hoofdzin + bijzin
Hoofdzin + Bijzin 
Bijzin + Hoofdzin 



NOOIT: BIJZIN + BIJZIN

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Ik heb gehoord, dat Maria een auto heeft gekocht.
a. hoofdzin, hoofdzin
b. bijzin, hoofdzin
c. hoofdzin, bijzin
d. bijzin, bijzin

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin en bijzin
Nevenschikkende voegwoorden (twee hoofdzinnen of twee bijzinnen)
Onderschikkende voegwoorden (hoofdzin en bijzin)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin en bijzin

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

Hoofdzin + Hoofdzin



Hoofdzin + Bijzin 


Bijzin + Hoofdzin


Bijzin + Bijzin





Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Wie aan mijn vriendje zit, zal ik een waarschuwing geven.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Ze hebben allemaal hetzelfde kapsel waardoor je ze amper kunt onderscheiden.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Ik zie twee muizen, als ik goed kijk.

Hoofdzin en bijzin?
A
hz + hz
B
hz + bz
C
bz + bz
D
bz + hz

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 15 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?
‘(1)Ilse kan niet pinnen, (2) omdat haar saldo te laag is.’
A
1 = hoofdzin, 2 = bijzin
B
1 = bijzin, 2 = hoofdzin
C
1 en 2 zijn allebei hoofdzinnen
D
1 en 2 zijn allebei bijzinnen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?
Klein Duimpje verdwaalde niet, want hij had kruimels achtergelaten.
want hij had kruimels achtergelaten =
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 19 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin? Mijn moeder huilde tranen met tuiten, omdat mijn broertje een inbraak had gepleegd.
A
HZ + BZ
B
BZ + BZ
C
HZ + HZ
D
BZ + HZ

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk voor ma 19 april
Veronique en Douwe doen hun presentatie het eerste uur.



Maken gram blok 5 opdr. 1 t/m 3
Leren blz. 245 Hoofdzinnen en bijzinnen herkennen
Herken de voegwoorden.
Nevenschikking en onderschikking








Slide 21 - Slide

This item has no instructions