Herhaling woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Woordsoorten

Herhaling jaar 2: H1, 2 tm 5

Waarom heeft hij zich niet gewassen?
'zich' =

1. wederkerig voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het mooie meisje, dat daar staat, is heel timide.
'mooie' =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. bijwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het mooie meisje, dat daar staat, is heel timide.
"timide" =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. bijwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Noteer de vragend voornaamwoorden

Bijwoord (BW)

Zegt iets over alles behalve over een ZN

WW

- Hij rijdt hard.

! Het afgesplitste deel van het ww is géén VZ, maar een BW ! 

BN

- Hij is erg aardig.

Ander BW

- Dat is een heel erg rode auto.

TIJD

- toen, ooit, gisteren, morgen, ....

PLAATS

- daar, ...

Alle overige vraagwoorden: waarom, waarmee, wanneer, hoe, hoeveel, ....

Wij zullen elkaar daar nog over mailen.
"daar" =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijwoord
4. voorzetsel

Wij zullen elkaar daar nog over mailen.
"elkaar" =

1. bezittelijk voornaamwoord
2. wederkerend voornaamwoord
3. wederkerig voornaamwoord
4. bijwoord

Er zijn maar 3 wederkerig vnw. Noteer ze alle 3

Ik ben benieuwd naar de cijfers.

"naar" =

1. voorzetsel
2. bijwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Jongedame, dit is de zoveelste keer dat ik jou waarschuw!
'zoveelste' =

1. bepaald hoofdtelwoord
2. bepaald rangtelwoord
3. onbepaald hoofdtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Ik zou hem dat vorige week gegeven hebben.
"zou" =

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. koppelwerkwoord

Onderzoek heeft aangetoond dat de meeste daklozen mannen zijn.
'aangetoond'=

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. koppelwerkwoord

Onderzoek heeft aangetoond dat de meeste daklozen mannen zijn.
'zijn'=

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. koppelwerkwoord

Ik heb uitgelegd dat het belangrijkste werkwoord een zww OF een kww is. Waarom heeft deze zin toch zowel een zww als een kww?

Vandaag zijn we naar de zee gegaan
"we" =

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. wederkerend voornaamwoord

Wat vindt je leraar van dit antwoord?

"dit" =

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bepaald lidwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Hij heeft zijn broertje ontzettend gemist.
'zijn'=

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Welke woordsoorten moet ik nog eens herhalen in een Lessonup? Je moet er 3 kiezen.

Einde