Voor voegwoorden:- Myrthe moet naar de dokter, omdat ze over een krant is uitgegleden.
-Erik heeft een toets, maar hij heeft er niet voor geleerd.
Voor en na een bijstelling. Een bijstelling is een stukje van een zin zonder gezegde dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord dat ervoor staat:
-Natasja, die leuke meid, gaat morgen met vakantie.
-Zijn buurman, een gepensioneerde agent, hield de buurt goed in de gaten.