Kap. 1 - oefenen SO

1 / 45
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Heute
- Oefenen voor het SO + Blooket check
- LessonUp oefenen
- Werkblad voor het SO
 

Doel:
- Je weet wat je kunt verwachten tijdens het so
- Je kunt de getallen schrijven & herkennen, je kunt haben/sein invullen & je kan de woorden vertalen

Slide 2 - Slide

timer
3:00
Na die 2 minuten ben je ingelogd in deze LessonUp

Slide 3 - Slide

Welche Zahl hörst du?
A
14
B
16
C
13
D
12

Slide 4 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
A
8
B
9
C
19
D
2

Slide 5 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
A
11
B
16
C
20
D
21

Slide 6 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
A
20
B
16
C
21
D
28

Slide 7 - Quiz

Die Zahlen
1 eins
2 zwei
3 drei
4 vier
5 fünf
6 sechs
7 sieben
8 acht
9 neun
10 zehn
11 elf
12 zwölf
13 dreizehn
14 vierzehn
15 fünfzehn
16 sechzehn
17 siebzehn
18 achtzehn
19 neunzehn
20 zwanzig

Slide 8 - Slide

6
2
9
zwei
neun
sechs 

Slide 9 - Drag question

Schrijf het volgende getal
voluit in het Duits:
"2"

Slide 10 - Open question

Schrijf het volgende getal
voluit in het Duits:
"6"

Slide 11 - Open question

zwölf
fünfzehn
siebzehn
12
17
15

Slide 12 - Drag question

Schrijf het volgende getal
voluit in het Duits:
"9"

Slide 13 - Open question

haben und sein
 in.

Slide 14 - Slide

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 15 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
ist
seid
bin
bist
sind
sind

Slide 16 - Drag question

haben
Vul op de gele pagina's de juiste vorm van het werkwoord haben in.

Slide 17 - Slide

(haben) .......... du die Hausaufgaben gemacht?
A
hat
B
habe
C
habt
D
hast

Slide 18 - Quiz

Er _______ (haben) nicht gut zugehört.
A
habst
B
hat
C
haben
D
hast

Slide 19 - Quiz

Wir……….. heute Deutsch! (haben)
A
haben
B
hast
C
hat
D
habt

Slide 20 - Quiz

... sie Geschwister?
A
Haben
B
Hast
C
Habt
D
Hat

Slide 21 - Quiz

Ich ........... für heute zwei Kinokarten. (haben)
A
haben
B
habe
C
hat
D
hast

Slide 22 - Quiz

Peter ..... gestern mit seinem Hund einen Spaziergang gemacht. (haben)
A
habe
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 23 - Quiz

sein
Vul op de rode pagina's de juiste vorm van het werkwoord sein in.

Slide 24 - Slide

Wer ……. du? (sein)
A
sein
B
bist
C
bin
D
ist

Slide 25 - Quiz

.............. er verliebt? (sein)
A
sein
B
sind
C
ist
D
bist

Slide 26 - Quiz

Tobi ..... krank (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
bin

Slide 27 - Quiz

Wie alt..........sie?
A
ist
B
sein
C
sind
D
seid

Slide 28 - Quiz

Lena, wo ......... du denn? (sein)
A
ist
B
bin
C
sind
D
bist

Slide 29 - Quiz

Lernliste

Slide 30 - Slide

heißen
A
nu
B
moe
C
heten
D
dansen

Slide 31 - Quiz

es gibt
A
het geeft
B
er is/er zijn
C
het gaat
D
Egypte

Slide 32 - Quiz

brauchen
A
laten zien
B
nodig hebben
C
betalen
D
belangrijk

Slide 33 - Quiz

Vertaal: die Freundin

Slide 34 - Open question

Vertaal: das Bundesland

Slide 35 - Open question

schön
A
aardig
B
stom
C
schoon
D
mooi

Slide 36 - Quiz

toll
A
tof
B
super
C
tas
D
geweldig

Slide 37 - Quiz

zeigen
A
laten zien
B
zegelen
C
postzegel
D
tekenen

Slide 38 - Quiz

Vertaal: de broer

Slide 39 - Open question

Vertaal: de moeder

Slide 40 - Open question

Vertaal: de ouders

Slide 41 - Open question

Vertaal: de zussen

Slide 42 - Open question

Let op!

Slide 43 - Slide

Hoe goed ken je het op dit moment?
Ik ken alles
Woordjes ken ik, de grammatica nog niet
Ik ken alles een beetje
Ik ken niks

Slide 44 - Poll

Und jetzt?
- In stilte werkblad maken over haben/sein & getallen 
   Klaar? nakijkblad bij mij ophalen. 

- Ben je helemaal klaar met alles? Dan ga je leren voor het so. 


Slide 45 - Slide