Bij evenwijdige lijnen kun je
schuifsymmetrie gebruiken.
De hoeken bij punt R passen precies
op de hoeken bij punt S.
Dus hoek R1 = hoek S1 en hoek R2 = hoek S2.
Ook weet je dat overstaande hoeken gelijk zijn.
Dus hoek R1 = hoek R3 en hoek R2 = hoek R4.
Door draaien en schuiven vind je ook hoek S1 = hoek R3.