This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Tage und Jahreszeiten
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
Was wisst ihr wir noch? Hören Dagen van de week leren Jaargetijden leren
Slide 2 - Slide
Ziel
Je kunt de lettercombinatie äu, eu, en ei uitspreken
Je kunt de dagen van de week en de vier jaargetijde opschrijven en uitspreken
Slide 3 - Slide
Was wisst ihr noch?
Aanvullende regels, der, die en das
Slide 4 - Slide
Hören
Aufgabe 2, Seite 55
Slide 5 - Slide
Das Lied
Höre den Text.
Was verstehst du?
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Tage der Woche (aantekeningen maken)
op
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
am
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
op
vrijdag
zaterdag
zondag
am
Freitag
Samstag
Sonntag
1) heute --> vandaag 3) am Wochenende --> in het weekend 2) morgen--> morgen 4) vor --> voor 5) nach --> na
Slide 8 - Slide
Herhaling Wochentage
Uitspraak van de dagen van de week klassikaal oefenen
Slide 9 - Slide
Die Jahreszeiten (aantekening)
Slide 10 - Slide
Alle maanden worden met een hoofdletter geschreven (zelfstandig naamwoord)
Alle maanden hebben de der vorm. Bijvoorbeeld: der Januar, der Februar. der März, der April. der Mai, der Juni, der Juli, der August, usw.
Slide 11 - Slide
Jetzt seid ihr dran!
Maak werkblad Woche und Wochentage und Jahreszeiten Aufgabe 6 en 8, 56/57/58 Leren de dagen van de week en de jaargetijden Leren woorden Lektion 1 en 2