Of er nu wel of geen tijds of plaatsbepaling vooraan in de zin staat, het heeft voor de rest geen invloed op de zinsbouw. Je begint dan ook weer met het onderwerp/de persoon.
Slide 9 - Slide
De ontkennende zin in het Frans
Slide 10 - Slide
+
Wie (onderwerp)
werkwoord
+
+
+
Wat (lijdend vwp)
eventueel aan/met wie? (meew. vwp)
eventueel tijds/plaatsbepaling
+
1) (Demain) je promène le chien (avec ma mère) (dans le parc)
evt. bijwoord (vaak, altijd, regelmatig)
ne
pas pas encore plus jamais plus jamais
eventueel tijds/plaatsbepaling
Het werkwoord staat tussen ne en de ontkenning in
Slide 11 - Slide
+
Wie (onderwerp)
de werkwoorden
+
+
+
Wat (lijdend vwp)
eventueel aan/met wie? (meew. vwp)
eventueel tijds/
plaatsbepaling
+
2) (Aujourd'hui) je vaisregarder la télévision (chez ma tante)
3) (Dans 10 minutes) nous allons faire nos devoirs (dans la cuisine)
evt. bijwoord (vaak, altijd, regelmatig)
ne n'
pas pas encore plus jamais aucun
eventueel tijds/plaatsbepaling
Het werkwoord staat tussen ne en de ontkenning in
1) (Maintenant) je veuxpromener le chien (avec ma mère) (dans le parc)
Slide 12 - Slide
De vragende zin in het Frans
Er zijn 3 manieren om een zin vragend te maken
Est-ce que tu es content? (met 'est-ce que')
Tu es content? (persoon eerst, dan ww)
Es-tu content? (ww eerst, dan persoon)
Slide 13 - Slide
+
Wie (onderwerp)
de werkwoorden
+
+
+
Wat (lijdend vwp)
eventueel aan/met wie? (meew. vwp)
eventueel tijds/plaatsbepaling
+
1) (Demain) tu donnes un cadeau (à ta mère?)
2) (Aujourd'hui) tu vas regarder la télévision (chez ta tante?)
3) (Dans 10 minutes) nous allons faire nos devoirs (dans la cuisine?)
evt. bijwoord (vaak, altijd, regelmatig)
eventueel tijds/plaatsbepaling
Est-ce que...
Beginnend met 'est-ce que'
Slide 14 - Slide
+
Wie (onderwerp)
de werkwoorden
+
+
+
Wat (lijdend vwp)
eventueel aan/met wie? (meew. vwp)
eventueel tijds/plaatsbepaling
+
1) (Demain) Tu donnes un cadeau (à ta mère?)
2) (Aujourd'hui) Elle va regarder la télévision (chez sa tante?)
3) (Dans 10 minutes) Nous allons faire nos devoirs (dans la cuisine?)
evt. bijwoord (vaak, altijd, regelmatig)
eventueel tijds/plaatsbepaling
Zonder 'est-ce que'
Slide 15 - Slide
Gezegde
onderwerp (wie)
+
+
+
Wat (lijdend vwp)
eventueel aan/met wie? (meew. vwp)
eventueel tijds/plaatsbepaling
+
1) Donnes tu un cadeau (à ta mère?)
2 Vas tu regarder (la télévision) (chez ta tante?)
3 Allons nous faire (nos devoirs) (dans la cuisine?)
evt. bijwoord (vaak, altijd, regelmatig)
Beginnend met werkwoord/gezegde - zoals in het Nederlands