Lesw. 01-02 Proeftoets 4.1 t/m 4.3

Welkom bij Nederlands!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

In deze les:
  • Zelfstandig maken: de proeftoets (4.7 A)
    Afspraken:
    - Je verandert niet van tabblad of van venster op je iPad. Dit kan de docent zien.
    - Je maakt de toets zelfstandig en zo serieus mogelijk. Lees goed de opdrachten en de teksten.
    - De proeftoets moet deze les af zijn.
    - Je blijft in Meet en het is stil.
    - Heb je een vraag? Stel 'm in de chat.

  • Klaar? Dan maak je 4.6 D.


4.2 Functies van de inleiding 
E. Voortgangstoets 
4.3 Verwijswoorden 
E. Voortgangstoets

  • Terugkijken


Doelen van deze les:
1. Je kunt in de toets aangeven wat de bron is van een tekst;
2. Je kunt in de toets aangeven bij welke tekstsoort een tekst hoort;
3. Je kunt in de toets aangeven welk tekstdoel bij een tekst hoort;
4. Je kunt een tekst in de toets verkennend lezen en globaal lezen;
5. Je kunt in de toets aangeven hoeveel alinea's een tekst heeft;
6. Je kunt de kernzin van een alinea van een tekst benoemen in de toets;
7. Je kunt aangeven welk onderwerp en welke deelonderwerpen een tekst heeft.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Woord van de week
behoorlijk

Betekenis:
1. zoals het hoort, netjes / 2. nogal veel

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen

Slide 7 - Slide

4.1 Tekstdoelen

Slide 8 - Slide

Tekstdoelen uit leerjaar 1

Slide 9 - Slide

Nieuwe tekstdoelen

Slide 10 - Slide

4.2 Functies van de inleiding

Slide 11 - Slide

Functies van de inleiding van een tekst
De volgende functies van de inleiding zijn mogelijk:

  1. voorbeeld en vraag
  2. aanleiding noemen
  3. onderwerp noemen

Slide 12 - Slide

Voorbeeld en vraag

Slide 13 - Slide

Aanleiding noemen

Slide 14 - Slide

Het onderwerp noemen

Slide 15 - Slide

4.3 Verwijswoorden

Slide 16 - Slide

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden verwijzen naar één of meerdere woorden in dezelfde zin, de zin ervoor of erna.  Zo worden niet steeds dezelfde woorden herhaald en wordt de tekst makkelijker leesbaar.

Slide 17 - Slide

voorbeelden van verwijswoorden

Slide 18 - Slide

voorbeelden van verwijswoorden

Slide 19 - Slide

Verwijswoorden opgesplitst
Meestal is een verwijswoord één woord, bijvoorbeeld hier, daar, hij of dit. Maar soms zijn het samengestelde woorden die uit elkaar staan.

Voorbeelden hiervan zijn: daar...mee, hier...over en er...in:

Slide 20 - Slide

Maak zelfstandig: 
4.1 Tekstdoelen
E. Voortgangstoets
4.2 Functies van de inleiding
E. Voortgangstoets
4.3 Verwijswoorden
E. Voortgangstoets

Slide 21 - Slide