Herhaling aai ooi oei ng nk ch

• NT /alfa
• Hoger onderwijs

1. Herhaling kern-woorden

naai

gooi

groei

gang

bank

lach

https:

hoor je AAI?

1. ja
2. nee

hoor je AAI?

1. ja
2. nee

hoor je AAI?

1. ja
2. nee

hoor je AAI?

1. ja
2. nee

hoor je AAI?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

naai

gooi

saai

maai

mooi

kooi

draai

schooi

strooi

kraai

vlaai

vlooi

prooi

fraai

hoor je OOI?

1. ja
2. nee

hoor je OOI?

1. ja
2. nee

hoor je OOI?

1. ja
2. nee

hoor je OOI?

1. ja
2. nee

hoor je OOI?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

groei

gooi

stoei

loei

mooi

kooi

koeien

schooi

strooi

moeit

sproei

vlooi

prooi

moeilijk

hoor je OEI?

1. ja
2. nee

hoor je OEI?

1. ja
2. nee

hoor je OEI?

1. ja
2. nee

hoor je OEI?

1. ja
2. nee

hoor je OEI?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

groei

stoel

stoei

loei

koek

soep

koeien

voet

schoen

moeit

sproei

koel

boeg

moeilijk

spelen

https:

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

1. Ik aai de poes en zwaai naar Maria.

2. De kraai in de kooi is mooi.

3. Hij strooit zout in de soep.

4. De koeien eten gras en hooi.

5. Karim maait en sproeit het veld.

Schrijf de zinnen op een papier.

hoor je NG?

1. ja
2. nee

hoor je NG?

1. ja
2. nee

hoor je NG?

1. ja
2. nee

hoor je NG?

1. ja
2. nee

hoor je NG?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

ring

1. rang
2. rin
3. ring
4. rink

wang

1. wang
2. wan
3. want
4. wank

tong

1. ton
2. tong
3. toon
4. dong

slang

1. sang
2. slan
3. slank
4. slang

bang

1. bong
2. bang
3. ban
4. bank

vinger

1. vinger
2. winger
3. winkel
4. vingel

hoor je NK?

1. ja
2. nee

hoor je NK?

1. ja
2. nee

hoor je NK?

1. ja
2. nee

hoor je NK?

1. ja
2. nee

hoor je NK?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

mank

1. man
2. mang
3. mank
4. nank

flink

1. fink
2. flink
3. link
4. fling

zinken

1. zingen
2. zink
3. zinkt
4. zinken

drinkt

1. drank
2. drinkt
3. drink
4. dringt

bedankt

1. bedankt
2. gedankt
3. bedenkt
4. bedengt

spelen

https:

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

1. Ik drink koffie met suiker.

2. Hij vangt de vlieg met zijn vinger.

3. Zij zingt de mooiste klanken. 

4. De winkel is hier naar links.

5. Sara denkt aan een ring.

Schrijf de zinnen op een papier.

hoor je CH?

1. ja
2. nee

hoor je CH?

1. ja
2. nee

hoor je CH?

1. ja
2. nee

hoor je CH?

1. ja
2. nee

hoor je CH?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

hoor je hetzelfde = ?

1. ja
2. nee

wacht

1. vacht
2. wacht
3. wach
4. wagt

lucht

1. lucht
2. licht
3. lacht
4. luct

krachten

1. kracht
2. grachten
3. hrachten
4. krachten

gezicht

1. gewicht
2. gewricht
3. gezicht
4. zicht

pochen

1. pocen
2. pohen
3. pocken
4. pochen

1. Zoek woorden met 'ch'

2. Trek een pijl

spelen

https:

https:

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

1. De vacht van de hond is zacht.

2. De lucht is prachtig.

3. Het licht schijnt in mijn ogen. 

4. De mus vlucht voor de poes.

5. Sam lacht in de nacht.

Schrijf de zinnen op een papier.