Zinsconstructie

Zinsconstructie
De gewone zin
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2Secundair onderwijs

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsconstructie
De gewone zin

Slide 1 - Slide

Zinsdelen
Ik koop een broek. 

Ik = onderwerp
koop = persoonsvorm
een broek = rest van de zin

Slide 2 - Slide

Zinsdelen
De jurk is mooi. 

De jurk = onderwerp
is = persoonsvorm
mooi = rest van de zin

Slide 3 - Slide

Zinsdelen
Ik betaal aan de kassa. 

Ik = onderwerp
betaal = persoonsvorm
aan de kassa = rest van de zin (plaats)

Slide 4 - Slide

Zinsdelen
Ik fiets elke ochtend. 

Ik = onderwerp 
fiets = persoonsvorm 
elke ochtend = rest van de zin (tijd)

Slide 5 - Slide

De jongen
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Rest van de zin

Slide 6 - Quiz

fietst
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Rest van de zin

Slide 7 - Quiz

naar school
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Rest van de zin (plaats)

Slide 8 - Quiz

dansen
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Rest van de zin

Slide 9 - Quiz

Jullie
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Rest van de zin

Slide 10 - Quiz

elke dag
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Rest van de zin (tijd)

Slide 11 - Quiz

In een gewone zin komt eerst het onderwerp en daarna de persoonsvorm.
A
Juist
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Gewone zin
Onderwerp + persoonsvorm + rest van de zin (plaats/tijd)

Wij passen in de paskamer. 

Wij = onderwerp
passen = werkwoord
in de paskamer = rest van de zin --> plaats

Slide 13 - Slide

Inversie
Rest van de zin (plaats/tijd) + persoonsvorm + onderwerp

In de paskamer passen wij. 

In de paskamer = rest van de zin (plaats)
passen = persoonsvorm
Wij = onderwerp

Slide 14 - Slide

Ik draag elke dag een broek.
A
Gewone zin
B
Ongewone zin: inversie

Slide 15 - Quiz

Elke dag komt hij met de auto naar school.
A
Gewone zin
B
Ongewone zin: inversie

Slide 16 - Quiz

In de ochtend eet ik een boterham.
A
Gewone zin
B
Ongewone zin: inversie

Slide 17 - Quiz

De man komt in de ochtend met de auto naar school.
A
Gewone zin
B
Ongewone zin: inversie

Slide 18 - Quiz

Ongewone zin
Rest (plaats/tijd) + persoonsvorm + onderwerp

Slide 19 - Slide

Ik eet elke ochtend een boterham.
Elke ochtend ...

Slide 20 - Open question

De trein vertrekt in Brussel.
In Brussel ...

Slide 21 - Open question

Ik ga eten in de avond.
In de avond ...

Slide 22 - Open question

Ik winkel in Antwerpen.
In Antwerpen ...

Slide 23 - Open question