Nederlands, enkelvoudig en samengesteld, hoofdzin en bijzin, 3 havo

Nederlands, enkelvoudig en samengesteld, hoofdzin en bijzin
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands, enkelvoudig en samengesteld, hoofdzin en bijzin

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?

Slide 2 - Open question

Enkelvoudige zinnen vs. samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: één onderwerp en één persoonsvorm.
Samengestelde zin: meerdere onderwerpen en meerdere persoonsvormen.
Voorbeeld enkelvoudige zin:
"Hans stuurt een kaart naar de zieke Sanne."
Persoonsvorm: stuurt
Onderwerp: Hans

Voorbeeld samengestelde zin:
"Hans stuurt een kaart naar Sanne die ziek geworden is."
Persoonsvormen: stuurt, is geworden
Onderwerpen: Hans, die

Slide 3 - Slide

Is de volgende zin een enkelvoudige of samengestelde zin? Ik geef een kaart aan de jongen die ziek is.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 4 - Quiz

Is de volgende zin een enkelvoudige of samengestelde zin? Ik ga met mijn broertje uiteten in IJmuiden.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen een hoofd- en een bijzin?

Slide 6 - Open question

Hoofd- en bijzinnen ontdekken
Om de hoofd- en de bijzinnen te ontdekken moet je de volgende stappen nalopen: 
Vind de persoonsvorm(en) 

Vind de onderwerp(en) 

Probeer een woord (bijvoorbeeld “niet”) tussen het onderwerp en de persoonsvorm te zetten. 

Is stap 3 niet mogelijk, dan is het een hoofdzin. Is stap 3 wel mogelijk dan is het een bijzin. 


Slide 7 - Slide

Hoofd- en bijzinnen ontdekken
Voorbeeld:
"Hans stuurt een kaart naar Sanne die ziek geworden is."

Hoofdzin: "Hans stuurt een kaart naar Sanne."
("Hans niet stuurt een kaart naar Sanne" kan niet)

Bijzin: "die ziek geworden is."
("Die niet ziek geworden is" kan wel)

Slide 8 - Slide

Is de volgende zin een hoofd- of een bijzin? Hij geeft een kaart aan mijn moeder.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 9 - Quiz

Is de volgende zin een hoofd- of een bijzin? ...die gewond geraakt is.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 10 - Quiz

Test jezelf
Benoem bij de volgende zinnen de hoofd- en bijzinnen:
1. Ik ga naar de winkel, omdat ik brood nodig heb.
2. De leraar, die altijd te laat is, heeft eindelijk een horloge gekocht.
3. Als het regent, blijf ik liever thuis.
4. Mijn vriendin bakt een taart voor het feest vanavond.
5. Zij heeft de trein gemist, waardoor ze te laat kwam op haar afspraak.


Slide 11 - Slide