4.3 Kun je meer produceren?

4.3 Kun je meer produceren?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.3 Kun je meer produceren?

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Huiswerk volgende les
  2. Terugblik vorige les
  3. Leerdoelen
  4. Uitleg 4.3
  5. Maken opdrachten 4.3
  6. Vooruitblik volgende les

Slide 2 - Slide

De consument hoort bij de bedrijfskolom
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Elke bewerking maakt het product meer waard (welke woord hoort hierbij?)
A
productieweg
B
dienstensector
C
bedrijfskolom
D
toegevoegde waarde

Slide 4 - Quiz

Je produceert 80 kasten.
De productiekosten zijn € 12.000.
Wat is de kostprijs?
A
€ 15
B
€ 30
C
€ 80
D
€ 150

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
In deze les leer je:
  • wat investeren is
  • hoe je de afschrijving berekent
  • wat het verschil is tussen mechanisering en automatisering
  • wat arbeidsproductiviteit is

Slide 6 - Slide

Wat is investeren?

Slide 7 - Mind map

Wat is afschrijven

Slide 8 - Mind map

Weet je wat
arbeidsproductiviteit is?

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

conclusie
arbeidsproductiviteit wil zeggen het aantal producten wat gemaakt kan worden in een bepaalde tijd per medewerker. 
formule:
arbeidsproductiviteit = totale productie / aantal werknemers

Slide 15 - Slide

conclusie
om de arbeidsproductiviteit te verhogen = 
  • arbeidsverdeling
  • technologische ontwikkelingen 
  • scholing 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Opdrachten 4.3 maken
Ga naar bladzijde 122 van je boek
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Geef antwoord op vraag 1 t/m 17 op bladzijde 122 t/m 127

Tijdens het maken van de opdrachten is het 15 minuten stil
Steek je vinger op als je een vraag hebt!
Klaar? Ga dan verder met de herhalings- of plusopdrachten 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Bedrijven investeren om...
A
goedkoper te produceren
B
meer te produceren
C
duurzaam te produceren
D
a, b en c zijn juist

Slide 20 - Quiz

De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen = ........
A
verouderingskosten
B
bedrijfskosten
C
aanschafprijs
D
afschrijving

Slide 21 - Quiz

Hoeveel een werknemer in een bepaalde tijd kan maken =......
A
arbeidsproductiviteit
B
duurzaam produceren
C
kostprijs
D
bedrijfskosten

Slide 22 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 23 - Open question

Terugblik
Wat heb je geleerd?
  • wat investeren is
  • hoe je de afschrijving berekent
  • wat het verschil is tussen mechanisering en automatisering
  • wat arbeidsproductiviteit is

Slide 24 - Slide

Vooruitblik
De volgende les gaat over: paragraaf 4.4

Huiswerk: maken opdrachten 4.3

Bedankt voor je aandacht!


Slide 25 - Slide

Deze les was...

Slide 26 - Slide