H3 samenvatting

Samenvatting H3
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samenvatting H3

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les:
* Zijn al jullie vragen over het hoofdstuk beantwoord
* Snappen jullie de begrippen en kunnen jullie formules toepassen

Slide 2 - Slide

Variabele en vaste kosten
-Wat is het verschil?

-Weet iemand voorbeelden?

Slide 3 - Slide

Belangrijke formules
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs

Verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Slide 4 - Slide

Met of zonder btw?
Verkoopprijs x 1,21 = consumentenprijs (inclusief btw)

(Consumentenprijs: 121) x 100 = verkoopprijs (exclusief btw)


Kan ook met ander percentage!

Slide 5 - Slide

Netto resultaat berekenen:
Omzet
Inkoopwaarde -
--------------------- =
Brutowinst
Bedrijfskosten -
--------------------- =
Netto resultaat


Slide 6 - Slide

Formule arbeidsproductiviteit

  Totale productie in een periode
------------------------------------- = arbeidsproductiviteit
          Aantal werkenden

Slide 7 - Slide

Vraag en aanbodmodel

Slide 8 - Slide

De 4 marktvormen

1. Monopolie - 1 aanbieder - veel macht - niet transparant
2. Oligopolie - klein aantal aanbieders  - beetje macht - niet transparant
3. Monopolistische concurrentie- best wat aanbieders - niet zo veel macht - beetje transparant
4. Volkomen concurrentie - veel aanbieders - geen macht - heel transparant

Slide 9 - Slide

Homogeen versus Hetrogeen

Homogeen: Maakt voor de consument niet uit welk bedrijf het levert
Hetrogeen: Klant merkt verschil tussen 2 bedrijven die het leveren

Slide 10 - Slide

Zijn er nog vragen?
- over opdrachten?
- over begrippen?
- over formules?
- extra uitleg nodig?

Slide 11 - Slide

Waaruit bestaat de kostprijs?
(per product)
A
Energiekosten en gebouwkosten
B
Vaste kosten en variabele kosten
C
Vaste kosten en winstkosten
D
Loonkosten en machine kosten

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van variabele kosten?
A
Grondstoffen
B
Machines
C
Huur van het pand
D
Winst

Slide 13 - Quiz

Wat is het verschil tussen de verkoopprijs en de consumentenprijs?
A
De winstopslag
B
Korting in de winkels
C
Verkoopprijs is alleen voor consumenten
D
btw

Slide 14 - Quiz

Waar moet je op letten bij de berekening van het netto resultaat?
A
Dat zowel winst als verlies mogelijk is
B
Dat de omzet gelijk is aan de winst
C
Dat de bedrijfskosten zo hoog mogelijk zijn
D
Dat de inkoopwaarde hoger is dan de omzet

Slide 15 - Quiz

Wat kun je doen om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
Meer loon betalen aan alle werknemers
B
Meer machines aanschaffen
C
De mensen beter opleiden
D
Verdelen van de taken, specialiseren

Slide 16 - Quiz

Wat is er "vrij" beschikbaar bij een transparante markt?
A
Alle kosten van een bedrijf
B
Alle papieren van een bedrijf
C
De aangeboden producten binnen vraag en aanbod
D
De aangeboden diensten die een bedrijf levert

Slide 17 - Quiz

Sleep de voorbeelden in het goede vak
Concrete markt
Abstracte markt
Supermarkt
Huizenmarkt
markt in het centrum
Kledingwinkel
Zuivelmarkt

Slide 18 - Drag question

Wat is belangrijk bij het marktaandeel?
A
Dat alle aandelen samen 100% zijn
B
Het totale percentage kan hoger zijn dan 100%
C
Het totale percentage kan onder 50% zijn

Slide 19 - Quiz